De eeuwige God zij u een woning. Deut. 33:27
Wie is deze eeuwige God? Hij is de grote en heerlijke Jehova, eeuwig in Zijn drie-eenheid van Personen en in de eenheid van Zijn bestaan. Welk een diepte van zaligheid is er in deze God, zijnde een eeuwig God en dat in en van deze eeuwigheid elk Persoon van de Godheid een gelijk aandeel heeft. Beschouw de liefde van de eeuwige God. Zij is van eeuwigheid; geen schepping in de tijd, noch werd zij op ons gevestigd toen wij een aanzijn kregen, noch ook uit Zijn boezem uitgaande toen wij tot een Goddelijk leven werden opgewekt; maar zij is een liefde van alle eeuwigheid, want zij is de liefde van een eeuwig God. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. En hoe eeuwig zijn de gedachten Gods; gedachten des vredes en niet des kwaads. Zij waren eeuwige gedachten des vredes over de kerk; eeuwige gedachten der barmhartigheid over Zijn beminde volk; eeuwige gedachten van genade-openbaring in de Persoon en het werk van Zijn beminde Zoon; eeuwige uitvloeiselen van goedheid en liefde tot degenen, die Hij verkoren had in Christus, opdat zij zouden één zijn met Hem en leden van dat heerlijke lichaam, van hetwelk Zijn beminde Zoon het Hoofd zou zijn. En eeuwige voornemens, die niet konden verijdeld worden, die de golven van de tijd niet kunnen breken; ook eeuwige wijsheid om uit te vinden en eeuwige kracht om te vervullen. Wij blikken terug in de eeuwigheid en zien wat een God Hij van alle eeuwigheid was; en dan zien wij vooruit op hetgeen Hij tot in alle eeuwigheid zijn wil. En wij zien Hem onveranderlijk, zwijgend in Zijn liefde, zonder verandering of schaduw van omkering, hetzij in de eeuwigheid, die achterligt, hetzij in de eeuwigheid, die komt. Wij denken aan de geesten der volmaakt rechtvaardigen, wij volgen in geloof en hoop de zielen onzer beminde afgestorven vrienden; wij zien hen zich verzadigen van vreugde aan Zijn rechterhand voor eeuwig. En zo zullen zij daar tot in alle eeuwigheid zijn, zich voor altijd vermakende in de toelachingen van een eeuwig God, voor eeuwig levende in Zijn gunst, eeuwig gelijkvormig aan het heerlijk beeld van Zijn eeuwige Zoon en eeuwig verse teugen van liefde en zaligheid genietende in Zijn eeuwige tegenwoordigheid. O, wat een eeuwige Vader in de diepten van Zijn Vaderlijke liefde in het geven van Zijn beminde Zoon! O de liefde, volkomen overgave en tederheid van deze eeuwige Zoon in de diepten van Zijn barmhartigheid en genade, betoond in het lijden en sterven voor arme, schuldige zondaren! O de wijsheid, kracht, genade en gewilligheid van deze eeuwige Geest in het uit de dingen van Christus te nemen en de Persoon van Jezus te verkondigen. Hem nabij te brengen, Hem aan de ziel openbarende, besprengend de consciëntie met Zijn bloed en in Hem te doen kennen en dierbaar achten! Welk een grote dankbaarheid is de verloste kerk voor eeuwig schuldig aan God, aan al de drie geheiligde Personen van de heerlijke en onscheidbare Drie-eenheid; en dit beide in Zijn drie-eenheid van Personen en in Zijn eenswezensheid, aan de eeuwige God, Die hun ter woning is.