Deze heeft God door zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving der zonden. Handelingen 5:31
Jezus is „verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om te geven bekering en vergeving der zonden.” Deze twee gaan tezamen. Wanneer Hij bekering geeft, geeft Hij vergeving; wanneer Hij vergeving geeft, geeft Hij bekering. Het kan niet, dat het berouw uitblijve. Elk kind van God wordt tot berouw over zijn zonden gebracht en door zijn berouw om er afstand van te doen. „Maar”, zegt gij, „heb ik berouw? De aard en de grootte mijner zonde ziende, zou ik, zo ik een berouwhebbend zondaar was, voorzeker de gehele dag treuren en smart gevoelen over mijn zonden.” Wat wekt dan die twijfel in uw gemoed? Komt het omdat gij dikwijls hard, duister, dood, koud zijt? Hier moeten wij weder onderscheid maken tussen treuren om de zonden, hetwelk uit God is en in het geestelijk gemoed gevonden wordt, en die hardheid en duisternis van ons vleselijk gemoed, dat steeds vijandschap is tegen God; ook wordt daarin geen geloof, geen liefde, geen berouw of iets goeds gevonden. Maar er zijn tijden en gelegenheden geweest, toen uw hart onder een bijzondere invloed werd vertederd en voor God wegsmolt; toen er werkelijk berouw was over de zonde; toen gij gevoeldet dat het inderdaad een boze en bittere zaak was tegen zulk een goede, heilige en zo grote en heerlijke God te zondigen; toen de rots smolt en het harde hart bezweek; de ogen van tranen overvloeiden en de zwellende borst op het punt stond van te barsten door gevoel van berouw over uw zonden en over het lijden en de smarten van de Zoon en het Lam Gods, en gij u slechts in stof en as kondet verootmoedigen voor zijn heilig en alziend oog.
Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
veranderd in een blijde rei,
mijn zak ontbonden en mij weer
met vreugd omgord, opdat mijn eer
niet zwijg’: zo klimt uw lof naar boven.
Mijn God, U zal ik eeuwig loven!
Ps. 30:8