Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren; maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelf heilig in al uw wandel; daarom dat er geschreven is: zijt heilig, want Ik ben heilig. 1 Petrus 1:14—16
De genade legt ons de grootste aller verplichtingen op, aan Hem, die ze vrij en overvloedig schonk, en wel een gelovige gehoorzaamheid te betonen aan zijn geopenbaarde wil en zijn geopenbaard Woord. Het is zijn vrije, souvereine en bijzondere genade alleen, die ons maakt en doet kennen als zijn kinderen, en daarom vraagt zij van ons, als een zwak en zeer onvoldoend bewijs van dankbare lof, dat wij wandelen waardig der roeping, waarmede wij geroepen zijn, en Hem in ons lichaam en onze geest, die zijn eigendom zijn, verheerlijken. Hij, die dit nooit gekend en gevoeld heeft, kent niets van de rijkdom van Gods genade in de openbaring van barmhartigheid en liefde aan zijn ziel. Zulk een weet, hij moge doen wat hij kan, dat hij nooit genoeg kan doen om de lof te verkondigen van Hem, die hem uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht en het is hem altijd tot smart en kruis, dat hij, door de macht der zonde, die in hem is, de dingen niet doen kan, die hij wilde doen, maar dat hij altijd te kort komt en zondigt tegen de bloedende en stervende Liefde. Voor zulk een zijn daarom de voorschriften van het Evangelie even dierbaar als de beloften, en hij ziet, dat zij in het Woord der Waarheid staan opgetekend als „een lamp voor zijn voet en een licht op zijn pad”; een richtsnoer, waardoor hij, zo hij slechts zijn schreden kon richten, God zou verheerlijken; in vrede en liefde met zijn volk verkeren; een goed geweten bewaren, en de leer, die hij in alle dingen belijdt, tot sieraad verstrekken.
Och, dat ik klaar en onderscheiden zag,
hoe ’k mij naar uw bevelen moet gedragen,
uw wond’ren recht betrachten dag aan dag.
Mijn ziel druipt weg van treurigheid en klagen.
Ai, richt mij op, verander mijn geklag,
wil naar uw woord mij gunstig onderschragen.
Ps. 119:14