Leid mij in uw Waarheid, en leer mij. Psalm 25:5
Welke wonderbare dingen vertoont God ons somtijds in zijn Woord! Hoe schijnt het dikwijls alsof onze ogen gezalfd zijn met ogenzalf, „om de wondere dingen Gods te aanschouwen.” Soms gebeurt het, als wij een hoofdstuk lezen dat wij er zulk een schoonheid, zulk een volheid, zulk een liefelijkheid, zulk een heerlijkheid in opmerken, dat onze harten als geheel ervan vervuld zijn. En wat onze zielen behoeven (mijn ziel althans behoeft het, en het is mijn voortdurend roepen in stilte tot de Heere het te mogen gevoelen) is, dat die gezegende Waarheid uit Gods Woord genomen en op onze harten toegepast en bezegeld worde door de Geest Gods. Ik wens geen nieuwe openbaring. Ik word er dagelijks meer in bevestigd, dat alle zaligende Waarheid is in het Woord van God. Ik zoek geen gezichten, ik vraag geen dromen, ik wil geen visioenen in de lucht; maar als mijn hart maar liggen mag aan de voetbank der genade, schijnt dit het vurig, hijgend verlangen mijner ziel te zijn om, bij ervaring en geestelijk de gezegende waarheden te doen kennen, die mijn oog in Gods Woord ziet, ze geopend te zien voor mijn verstand, gebracht in mijn hart, gegrift in mijn ziel, toegepast aan mijn geweten, en met zulk een bovennatuurlijke en hemelse kracht geopenbaard, dat de Waarheid, zoals ze in Jezus is, in mij een plechtige en zaligende werkelijkheid worde, die met zich zulk een Goddelijke zegen brengt, dat mijn ziel vervuld worde met genade, mijn hart verruimd door het genot van het Evangelie, mijn lendenen omgord met geestelijke kracht, het geloof geschonken en vermeerderd, de hoop medegedeeld en bemoedigd, de liefde uitgestort en verspreid, en ik zelf vervuld met blijdschap en vrede, door het geloof.
Laat Uw gena ons met haar troost verrijken,
en laat Uw werk aan Uwe knechten blijken,
Uw heerlijkheid niet van hun kind’ren wijken,
Uw liefd’, Uw macht behoed’ ons voor bezwijken.
Sterk onze hand en zegen onze
vlijt, bekroon ons werk zo nu als t’ alle tijd’!
Ps. 90:9