Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! Want Ik ben God en niemand meer. Jesaja 45:22
Als we ons in ons zielsgevoel aan de einden der aarde bevinden, leren we lessen die ons nergens anders kunnen worden geleerd. Daar leren we wat het betekent om van God te zijn verwijderd, en te verlangen nabij te komen; daar leren we de buitensporige zondigheid van de zonde kennen en de waarde van het Bloed van Christus om het geweten te zuiveren ; daar worden we gehuld in schaamte en verwarring des aangezichts (Ezra 9:7); daar wordt ons geleerd onze totale hulpeloosheid te ervaren en ons volledig onvermogen om onszelf geestelijk en ondervindelijk nabij te brengen, en te ervaren wat het is om in verwarring rond te zwerven zonder bij de bron van het licht, het leven en de waarheid te kunnen komen, of te ervaren dat onze ziel toegang tot God krijgt. Derhalve is aan ‘de einden der aarde te zijn’ een pijnlijke maar nuttige plek, waar we lessen leren die we nergens anders zouden kunnen leren, en we iets leren ervaren van de zuiverheid van de Heere, en van onze eigen bezoedeling tegenover Hem. Tegen deze arme zondaren, deze door zichzelf veroordeelde ellendigen, deze schuldige misdadigers, wier enige hoop Gods allerhoogste genade is, spreekt de Heere in de tekst: ‘Wendt U naar Mij toe.’ Zij zijn de enigen die zullen kijken, de enige personen die zo’n genadige uitnodiging nodig krijgen. Anderen kunnen zichzelf redden, troosten en bevrijden, maar deze armzalige verschoppelingen kunnen geen stap zetten zonder door de Heere te worden getrokken. De Heere neemt hen daarom bij de hand, want in hun wanhopige omstandigheden hebben ze de hoge en uitgestoken hand van God Zelf nodig om hen uit hun verdiende verderf te trekken. En naarmate ze meer naar zichzelf kijken en er des te slechter aan toe raken, zegt Hij: ‘Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer.’
Lezen: Jesaja 45:17-25