De eeuwige God zij u een woning. Deuteronomium 33:27
Er is voor mijn gemoed veel liefelijkheid in de tegenstelling tussen de eeuwige God als Woning, Schuilplaats, Verberging voor zijn volk, en de leugenachtige schuilplaatsen, waarin de meesten hun hoofd verbergen. Gods volk heeft een eeuwige woning nodig. Zij hebben een ziel, die nooit sterft; en zo zij geen schuilplaats hebben, die nooit sterft, is dit niet genoeg voor een nooit stervende ziel. Werken! deze zijn voor de tijd; de onsterfelijke heeft iets nodig dat blijft, wanneer werken en wonderen ophouden. Leerstellingen, meningen, gevoelens, voorschriften, de goede mening der mensen, de toejuiching en de vleierij van het schepsel — deze zijn uit de aarde aards; zij ontzinken de mens, wanneer hij de geest geeft. Maar een kind van God heeft een woning nodig, niet alleen opdat de ziel haar anker daarin uitwerpe in de tijd, maar opdat zij in Hem in dat ernstige ogenblik een woning vinde, wanneer het einde des tijds daar is en de engel roept: „Er zal geen tijd meer zijn”, en zijn verloste ziel haar lemen hut ontsnapt en heenzweeft naar de tegenwoordigheid van de eeuwige God. Door alle eeuwigheid heen, in de voortgaande kring van haar eindeloze eeuwen, zal de ziel nog een woning vinden. Want kon zij zelfs in de eeuwigheid voor een ogenblik bestaan buiten Christus, met andere woorden: ware de woning der uitverkorenen niet eeuwig, dan zou op het ogenblik dat de beperkte tijd hunner schuilplaats ophield, de toorn van God hen in het verderf nederstorten, zodat niets dan een eeuwige God een Schuilplaats kan zijn voor een onsterfelijke ziel. Het betekent niet: „zijn genade is een schuilplaats.” Neen; want genade zal eindigen in heerlijkheid. Ook betekent het niet: „zijn barmhartigheid is uw schuilplaats”; want zijn barmhartigheid zal eindigen in lof en prijs. Ook betekent het niet: „zijn eigenschappen of volmaaktheden zijn een schuilplaats.” De gaven vallen weg en de ziel gaat tot de Gever, als waren Gods eigene gaven en barmhartigheden niet genoeg, maar dat de onsterfelijke ziel de onsterfelijke God moet hebben, en de onsterfelijke geest is alleen veilig in de schoot van de eeuwige Jehova.
God zal hen zelf bevestigen en schragen
en op zijn rol, waar Hij de volken schrijft,
hen tellen, als in Isrel ingelijfd,
en doen de naam van Sions kind’ren dragen.
Ps. 87:4