Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen. Psalm 37:16
Hard moge uw lot zijn, lijdende heiligen des Allerhoogsten, wat het uitwendige aangaat; smartelijk moge de strijd zijn, die gij bijna dagelijks hebt, door de opstand en de boosheid van uw vleselijk gemoed; smartelijke verzoekingen mogen steeds uw deel zijn; menige scherpe doorn en stekelige distel mogen op uw pad liggen; en de weg, die gij betreedt, moge zo ruw en hobbelig zijn, dat gij u voor de ellendigste van alle mensen houdt; en dat zoudt gij ook zijn zonder de genade Gods, die gij nu in uw hart gevoelt en de heerlijkheid, die u aan gene zijde des grafs is weggelegd. En al waren uw droefheid en zorgen nog duizendmaal zwaarder, met dat alles zou er van u mogen gezegd worden: „Gelukkig, driewerf gelukkig, zijt gij, o Israël!” Wie zoudt gij op aarde moeten benijden, zo gij de genade Gods in uw hart hebt? Met wie zoudt gij willen ruilen, zo ooit de liefde Gods uw ziel heeft bezocht? Zie rondom u; sla uw ogen op de man of de vrouw, die omringd schijnt van het grootste aardse geluk, en vraag dan aan uw eigen geweten: „Zou ik met u willen ruilen, gij, bonte kapel der mode; of met u, gouden tor, die zo kortstondig het leven geniet; u enige uren in de zonneschijn koestert, en in de donkere poel als het avond geworden is, wegzinkt?” Met al uw huiselijke en andere zorgen; met al uw leed en beproevingen, onder welke gij u, eens er onder weggezonken zijnde, somtijds een van de ellendigste schepselen gevoelt, die in dit tranendal rondkruipen, en toch — zoudt gij met niemand willen ruilen, hoe gezond, hoe rijk, hoe begunstigd met de meest mogelijke voorspoed en met huiselijk geluk, zo gij daarbij beroofd waart van de genade Gods?
’t Rechtvaardig volk zal welig groeien.
Daar twist en wrok verdwijnt,
zal alles door de vrede bloeien,
totdat geen maan meer schijnt.
Van zee tot zee zal Hij regeren,
zover men volk’ren kent;
men zal Hern van d’ Eufraat vereren
tot aan des aardrijks end.
Ps. 72:4