Elk der takken loopt over de muur. Genesis 49:22
Er wordt nog iets opmerkenswaardigs over Jozef gezegd: ‘Elk der takken loopt over de muur’. Men ziet dat de vruchtbaarheid die hem was verleend niet alleen zorgde voor bladeren en vruchten, maar ook voor de lengte van de tak. Van alle bomen en struiken is de wijnstok het zwakst, zoals de profeet Ezechiël zegt: ‘Wordt daarvan hout genomen, om een stuk werk te maken? Neemt men daarvan een pin, om enig vat daaraan te hangen?’ (Ez. 5:3). De wijnstok is hulpeloos en kruipend, en heeft daarom latwerk of een muur nodig om aan te hangen en tot zijn uiterste lengte uit te laten groeien. Wat is deze muur? Is het nodig dat ik het antwoord geef? U heeft het al in uw eigen gemoed gegeven: Jezus Christus, de Zoon van God! Hij is de muur, zoals de Heilige Geest de fontein is; en zoals de takken van Jozef, de vruchtbare tak, over de muur liepen en er met al hun gewicht op rusten, zo rusten en hangen geloof, hoop en liefde en alle zich verspreidende ranken en takken van ware godsdienst aan de muur, Christus. Welnu, de groei van de wijnstok kent geen andere grens dan de lengte van de muur. Ik neb een wijnstok gezien die tien of twaalf huizen bedekte. Hij kan zo ver uitgroeien als de muur groot is, en de takken lopen eroverheen alsof ze het heerlijk vinden zich zo ver als ze kunnen te verspreiden. Zo is het ook met het geloof, de hoop en de liefde van een kind van God. Als hij de stevige fundering vindt die de Zoon van God, God en Mens in één Persoon, Immanuel, God met ons, het geloof verschaft, breidt hij zijn hele ziel over Hem uit. Wat is de wijnstok zonder een muur? Kruipend, liggend op de grond. En wat zijn de vruchten zonder muur? Verpletterd in het stof, vertrapt onder de voeten van elke voorbijganger, gesleept door modder en vuil. Maar als hij door een muur wordt gesteund, worden de vruchten niet verpletterd, niet vertrapt, maar blijven zij behouden in al hun overvloed en schoonheid. We dragen geen vrucht ter ere van God, ten bate van Zijn volk en ten gunste van Zijn Kerk, tenzij we op Christus rusten.
Lezen: Jesaja 32:l-8