De wijze vreest en wijkt van het kwade, maar de zot is oplopende toornig en zorgeloos. Spreuken 14: 16
Ik geloof, dat geen levende ziel zich tevreden kan stellen met een denkbeeldige godsdienst; ofschoon een ellendig afzwerver, in de woestijn gedreven om zwijnen te hoeden, kan hij zich niet voeden met hun draf, maar verlangt naar het brood in het huis van zijn Vader. De ogen opgeklaard zijnde om de aard der zonde, de rechtvaardigheid en heiligheid Gods en zijn eigen onreinheid te zien, kan de levend-gemaakte geen rust in iets anders vinden dan in de heerlijke ontdekking van het Lam Gods; en hoe meer de ziel geoefend wordt door beproevingen, verzoekingen, twijfelingen en aanvechtingen van allerlei aard, des te meer voelt zij behoefte aan dat bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan dat van Abel. Wat is de waarde van een Christen zonder een inwendig sterven en strijden? Hoe dood en zielloos zijn onze gebeden; hoe koud en vormelijk, wanneer de ziel niet steeds bezig gehouden wordt met inwendige strijd! Wat betekenen de zuchten, de kreten, het gekerm, het worstelen en het hijgen van een ziel, die rustig is in Sion? De wereld is alles en Christus niets, wanneer wij rusten op onze droesem en niet vat voor vat worden geledigd; maar inwendige strijd, vrees, benauwdheid en verzoekingen sporen de ziel aan tot roepen, tot bidden, tot vragen om erbarming. Dan worden de zekerheid, de kracht, de wezenlijkheid der eeuwige dingen gevoeld, wanneer schuld, en toorn, en vrees en onrust de ziel aangrijpen. Loutere denkbeelden van Christus, valse hoop, een dood geloof, een eigenmachtig vertrouwen, een onreine gerustheid, alles wordt weggevaagd als even zoveel toevluchtsoorden van leugens, wanneer de ziel toebereid is, om haar naaktheid en nietigheid, haar schuld en hulpeloosheid voor God te voelen. Zo baant al die inwendige strijd de weg tot het vinden van Christus — dat zien van zijn bloed en zijn gerechtigheid, die bij ervaring verkregen kennis van zijn persoon, zijn liefde, zijn genade en zijn werk, hetwelk is leven en vrede.
Mijn geroep, uit angst en vrezen,
klimt tot God, het Opperwezen.
Ps. 77:1