Doch gij zijt van Christus, en Christus is Gods. 1 Corinthe 3:23
„Christus is Gods”. Dit zijn opmerkelijke woorden en deze dienen zorgvuldig en met eerbied nagespeurd te worden. De volheid van deze verborgenheid gaat ons verstand te boven. Nochtans mogen wij trachten door het geloof en de vreze Gods daarop te zien. Hoe is dan Christus van God? Ten eerste, Hij is de Zoon van God; niet een Zoon door het verbond of door Zijn bediening, met andere woorden, niet een Zoon in naam, maar een ware en eigen Zoon; een Zoon door de natuur, door Zijn eeuwige wijze van bestaan als een Persoon in de Godheid. „Deze is Mijn geliefde Zoon”, werd tweemaal door God de Vader met een hoorbare stem uit de hemel geroepen. Ten tweede: maar Hij is ook Gods Knecht: „Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun”, Jesaja 42:1. „Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen Jacobs”, Jesaja 49:6, en dit was Hij als de Messias. Maar vermits Hij door bediening Gods Knecht is, is Hij niet minder van nature Gods Zoon. Evenwel wordt er hier van Hem gesproken als de Godmens en Middelaar, de Zoon des Vaders in waarheid en liefde, de grote Hogepriester over het huis Gods; en in het bijzonder als aangemerkt in vereniging met de kerk; de Bruidegom met de bruid; de Wijnstok met de ranken; de Schaapherder met de schapen; het levend Fundament met de levende stenen, die erin en op gebouwd worden. Derhalve wordt hier Christus in onze tekst niet alleen gezegd te zijn de eniggeboren Zoon van God, maar Hij wordt hier aangemerkt als het Hoofd des lichaams van de kerk, Col. 1:18. „Want — zegt de apostel — wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen”, Efeze 5:30. Christus dan is van God met allen, die Hem toebehoren. Hij zowel als zij, en zij zowel als Hij. Ziet dan op deze heerlijke waarheden. „Gij zijt van Christus”, omdat gij door schenking, koop en bezitting leden van Zijn lichaam zijt. Christus is van God als Zoon, als Knecht, als Middelaar, als Hoofd van de kerk. Dan zijt gij ook van God, omdat gij van Christus zijt, want de leden zijn één met hun Verbondshoofd.