Gedenk mijner, o Heere! naar het welbehagen tot uw volk; bezoek mij met uw heil. Psalm 106:4
Hoe heeft de mens het geleerd, dat hij behoefte heeft aan behoudenis? Hij moet eerst iets weten van veroordeling. Behoudenis betreft alleen de veroordeelde. ,,De Zoon des mensen kwam om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was,” en daarom past behoudenis alleen de verlorene. Een mens moet verloren, geheel verloren zijn, vóórdat hij Gods behoudenis kan waarderen. En hoe is hij verloren? Door al zijn godsdienst, al zijn kracht, al zijn vertrouwen, al zijn hoop, alles wat vleselijk is te verliezen; het te verliezen doordat het hem door Gods hand geheel is ontnomen. Een man, die tot volslagen armoede, tot onvermogen om te betalen gebracht is — niets te zijn — niets te hebben — niets te weten — hij is de man, die in de nachtwaken, in zijn stille uren, bij zijn haard, en somtijds bijna nacht en dag roept, kermt, smeekt, zweet, zoekt en bidt, om de openbaring van Gods heil aan zijn ziel. „O! bezoek mij met uw heil.” Hij wenst, dat God kome en bij hem wone, in zijn hart zich vestige, zich aan hem ontdekke, zich betone en openbare, met hem nederzit, eet, wandelt en in hem woont als zijn God. En een levende ziel kan met niets anders dan dit tevreden zijn. Hij moet een bezoek hebben. Het baat hem niet in het Woord van God te lezen, wat God aan zijn heiligen gedaan heeft in de dagen van ouds; hij heeft iets nodig voor zichzelf’, iets dat zijn ziel goed zal doen; hij behoeft iets, dat hem zal opbeuren, verfrissen, vertroosten, zegenen en winst aanbrengen, zijn last verminderen en vrede geven aan zijn ziel. En daartoe heeft hij een bezoek nodig, opdat de tegenwoordigheid en de macht, de barmhartigheid en de liefde Gods zijn ziel mochten bezoeken.
’t Is de Heer, wiens alvermogen
’t groot heelal heeft voortgebracht;
die genadig uit den hogen
ziet, wie op zijn bijstand wacht,
en aan elk, die Hem verbeidt
trouwe houdt in eeuwigheid.
Ps. 146:4