En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus. Efeze 2:6
Er is een onderscheid tussen levend gemaakt te zijn met Christus en met Hem opgewekt te zijn. Is dit niet een waarheid en de ervaring van Gods volk? Levend gemaakt te zijn tot een Godzalig leven, overtuigd te zijn van zonde, de vreze Gods diep in de ziel ingeplant te hebben, is het begin van een werk van genade. Maar dat is geen verlossing, geen opwekking uit de duisternis, de slavernij, de twijfel, de schuld en de vrees. Dit is geen kennen van Christus en de kracht van zijn opstanding; dit is geen algeheel komen uit het donkere en stille graf tot het heerlijke licht en de warmte van de dag. Maar hier is de grote zaligheid van een verborgen vereniging met de Heere Jezus Christus, dat, evenals er, door kracht van belangstelling in Hem, een deelhebben is aan de vruchten en de macht van zijn levendmaking, zo is er ook een deel hebben aan de vruchten en de macht van zijn opstanding. God maakt geen ziel levend tot een godzalig leven, om haar te laten blijven in het duistere graf van twijfel, vrees, schuld en dienstbaarheid. Vrijheid dus, de vrijheid van het Evangelie, bevrijding van alle twijfel en vrees, de openbaring van vergiffenis en vrede, het uitstorten van de liefde Gods in het hart zijn zegeningen evenzeer verzekerd aan de leden van Christus’ geestelijk lichaam, als hun eerste ontwaken tot een geestelijk leven, en beide zijn hun evenzeer verzekerd in Christus, hun Verbondshoofd.
Gij hebt mijn ziel beveiligd voor de dood,
Gij richt mijn voet, dat hij zich nimmer stoot,
Gij zijt voor mij een schild in alle nood;
Gij hebt mijn smart verdreven,
Uw dierb’re gunst is m’ altoos bijgebleven.
’k Zal voor Gods oog naar zijn bevelen leven;
zo word’ door mij zijn naam altijd verheven,
zo word’ zijn lof vergroot.
Ps. 56:6