En versterke u in allen goeden woorde en werken. 2 Thessalonicensen 2:17
Het levende huisgezin Gods moet versterkt worden in de Waarheid, zodat ze niet altijd zijn als „kinderen, die door allerlei wind van lering worden heen en weder bewogen.” Het is niet genoeg voor een gebouw, opgetrokken te zijn, het moet versterkt en gestut zijn. Wanneer de stut, die het midden draagt van een pas gebouwde boog, is weggenomen, hoe nauwlettend ziet de bouwmeester dan niet toe, of hij zich goed houdt. Zo ook in de genade. Het is niet genoeg een belijdenis af te leggen. Menig gebouw, menige boog blijft goed staan zolang de steigers blijven opgericht. Zo velen schijnen in de eerste dagen standvastig te blijven, wanneer zij door hun ijver en ernst gesteund of door een bijstand van anderen gesterkt worden. Maar hoe zal de ziel standvastig blijven, als alle hulp is weggenomen? Zal zij in het geloof versterkt worden, of in dwaling of enig groot kwaad vervallen, en evenals een slecht gebouwde boog, instorten, wanneer het steunpunt is weggenomen? Hoe gedurig zien wij hen, die vast in de Waarheid schenen, nu gretig een dodelijke dwaling indrinken, die onder de bekommering van een aannemelijke nieuwigheid hen aan de lippen wordt gebracht, en anderen weder in een openbare zonde vervallen, of door misleiding verstrikt worden. O! mocht de Heere u en mij en allen in zijn heerlijke Waarheid versterken; ons, die begeren zijn Naam standvastig en oprecht te vrezen, opdat wij nooit het kwaad en de dwaling ten prooi worden; maar door Hemzelf worden versterkt; mocht het werk aan onze harten van het begin tot het einde een waarachtig werk van God zijn; een gebouw, dat Hij zelfheeft opgetrokken en versterkt, opdat het vast moge staan te midden van de stormen des tijds en blijvende tot in alle eeuwigheid!
Mijn ziel kleeft U standvastig aan,
Gij ondersteunt mijn zwakke schreden.
Uw rechterhand, vol mogendheden,
doet mij getroost en veilig gaan.
Maar dezen, die mijn ziel begeren,
opdat ik tot verwoesting raak’,
staan bloot voor Uw geduchte wraak:
zij zullen haast ten afgrond keren.
Ps. 63:5