Zij zullen opvaren met vleugelen gelijk de arenden. Jesaja 40:31
Er wordt van de arend gezegd, dat hij opstijgt naar de zon, en dat van alle vogels hij de enige is, die recht tegen de zon in kan zien met een onverschrokken oog. Zo is het ook met het geloof in de ziel. Des Heeren volk alleen kan door het geloof zien op de Zon der gerechtigheid; blikken op de verheven Immanuel aan de rechterhand des Vaders, en zij zien de dierbare Jezus steeds tussentreden voor hen en hen trekken tot Zijn boezem. En wanneer deze gezegende Jezus een zekere mate van Zijn liefde en bloed aan hun consciëntie mededeelt, en het geloof in Zijn Naam opwekt en oproept, dan begint de ziel op te varen met vleugelen gelijk de arenden, stijgende al hoger en hoger, totdat zij komt in de tegenwoordigheid Gods; in haar geestelijke vlucht al hoger cirkelende, totdat zij doordringt tot in het heiligdom van Jehova. Nu, is uw ziel somtijds ook niet eens opgevaren als met arendsvleugelen? Hebt gij niet deze mededelingen van Goddelijk leven en licht ontmoet, deze opwekkingen des geloofs, deze verankeringen der hoop, deze verschijningen der liefde, waardoor uw ziel in staat gesteld werd om op te varen en gij u verheugen kondt in Jezus, en Zijn Naam, liefde en bloed u dierbaar waren? Zijt gij ook niet opgevaren, niet alleen in de oefening van het levend geloof en der hoop, maar ook in hemelse toegenegenheid? Soms zijn wij zo vastgeklonken aan deze aarde, dit tranendal, deze woeste, huilende wildernis, zo er aan vastgeketend, dat wij net zijn als een vogel met een gebroken vleugel, die niet kan opvliegen. Wij zijn zo verzwolgen in het wereldse, dat wij God en de godzaligheid vergeten. Maar zijn er geen tijden en stonden, dat de ziel ontslagen wordt van deze ketenen en banden, dat de aardse zorgen uit het hart worden weggenomen, dat onze vleugelen als het ware nieuwe vederen en pennen krijgen, dat de wereld en haar verzoekingen, de zonde en haar strikken op de achtergrond geraken en dat er een zoete opklimming is in de gewaarwording van hemelse genegenheden? Dit wil het zeggen, „op te varen met vleugelen gelijk de arenden”, en de opstijgende ziel zal nooit ophouden dit te doen, totdat zij zal gekomen zijn in de tegenwoordigheid van het drie-enig Goddelijk Wezen, de God Israëls.