Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan.alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Hebreeën 7:25
Hoe kunnen we betwijfelen dat Christus ‘volkomenlijk zalig maken kan die door Hem tot God gaan,’ want is er iets wat Hij niet heeft gedaan voor hun zaligmaking in Zijn volbrachte werk? En is er iets wat Hij niet kan doen bij het toepassen van dat volbrachte werk aan het hart? Want we hebben Zijn hulp alsmede Zijn gehoorzaamheid nu nodig. Als de ziel diep wegzinkt in verwarring of verdriet; als menigten van zonden verschijnen, als even zovele grimmige spoken uit het verleden; als ontelbare terugvallen, uitglijders en vallen, die schuld en angst in hun gevolg meebrengen, het geweten bezetten, dan zal de droevige geest soms kijken naar en nadenken over de verschillende gevallen van allerlei soorten zondaren, wier zaligmaking, zonder geld en zonder prijs, in het Woord der waarheid is beschreven. Hij kijkt bijvoorbeeld naar een zondige David, een met bloed bevlekte Manasse, een stervende dief, een terugkerende verloren zoon, een huilende Maria Magdalena, een loochenende Petrus, een vervolgende Saulus, een bevende gevangenbewaarder, de zondaren van Jeruzalem die de Vorst des levens hebben gedood. En als hij ziet dat deze door zichzelf veroordeelde en verachte zondaren onbeperkt worden begenadigd en voor eeuwig worden verlost, dan kijkt hij op naar de Heere des levens en der heerlijkheid opdat hij soortgelijke zegeningen uit Zijn volheid mag ontvangen.
Het is op deze en soortgelijke wijzen dat men omgang houdt met de opgestane en ten hemel gevaren Heere op Zijn genadetroon. En als Hij in antwoord op een gebed soms een bemoedigend woord tot de ziel richt, wekt elke nieuwe onthulling van Zijn Persoon en werk, van Zijn schoonheid en gezegendheid, hernieuwde geloofshandelingen op, versterkt levendige hoop, en doet uit het hart tedere gedachten naar Hem toestromen, die zich op Hem richten. En als hij licht in Zijn licht ziet, en hoe rijk en opbeperkt Zijn zegeningen zijn, roept hij uit met Jabez van vroeger: ‘Indien Gij mij rijkelijk zegenen zult’ (1 Kron. 4:10). Een rijke zegening is waarnaar de ziel op zoek is, die altijd de ellende en bitterheid van de zonde heeft gevoeld, en de zoetheid van Gods zaligmaking heeft geproefd. En men ziet in dat deze rijke zegeningen geestelijk en eeuwig zijn.
Lezen: 2 Kronieken 33:1-16