Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja zij zal niet zijn totdat Hij komt, die daartoe recht heeft, en dien Ik dat geven zal. Ezechiël 21:27
Zijn er geen tijden in onze ervaring, dat wij onze zielen voor God kunnen nederleggen, en zeggen: „Laat Christus dierbaar zijn aan mijn ziel; laat Hem komen met macht tot mijn hart; laat Hij zijn troon als Heer en Koning in mijn hart stichten, en laat mijn eigen ik niets voor Hem zijn.” Welnu, deze gebeden worden in oprechtheid en eenvoudigheid uitgesproken; wij verlangen hun vervulling; maar o, welk een strijd! welk een worsteling! als God op deze beden antwoord geeft. Worden onze plannen teleurgesteld, welk een opstand is er dan in het vleselijk gemoed! Wordt ons eigen ik vernederd, welk een opstand van het gemelijk, ontevreden ongeduld van het schepsel! Wanneer de Heere op onze gebeden antwoordt en alle vals zelfvertrouwen wegdoet; als Hij onze verrotte steunsels wegneemt en onze gebroken waterbakken verbrijzelt, welk een storm, welk een strijd heeft er dan plaats in de ziel. Toornig tegen de Heere, omdat Hij hetzelfde werk gedaan heeft, dat wij Hem gevraagd hadden te doen; opstand tegen Hem, omdat Hij zo goed geweest is die gebeden te verhoren, die wij tot Hem hebben opgezonden, en wij zijn gereed tegen diezelfde lering uit te varen, welke wij van Hem gevraagd hebben. Maar Hij is niet te bewegen; Hij zal zijn eigen weg volgen. Laat het schepsel zeggen, laat het denken wat het wil, de Heere zegt: „Ik zal het omkeren. Het zal vernietigd worden, het zal tot een puinhoop worden. Mijn voornemen zal worden volbracht, Ik zal mijn welbehagen doen. Maar Ik zal omkeren, niet om te vernietigen, niet om in eeuwig verderf te storten, maar Ik zal het gehele gebouw omkeren, om een schoner gebouw op te richten. Het eigen ik is een opstandeling, die een afgodstempel heeft opgericht, en Ik zal omkeren en de tempel afbreken, om mijn heerlijkheid en mijn zaligheid te openbaren, opdat Ik uw Heere en uw God zij.”
O God mijns heils, mijn toeverlaat,
tot U hef ik mijn droeve klachten!
Ps. 88:1