De Heere bemint de poorten Sions. Psalm 87:2
Waartoe dienen de poorten? Tot twee doeleinden: om in te gaan en uit te gaan. En Zion heeft ook haar poorten om uit te gaan en in te gaan; zij heeft haar poorten van toegang tot God, van ingang tot de tegenwoordigheid van de Allerhoogste; „de deur der hoop”, die haar opening heeft in „de vallei van Achor”. En wie heeft de deur geopend; of liever, wie heeft ze niet alleen geopend en gemaakt, dan Hij, die zelf de deur is? „Ik ben de deur,” zegt Jezus. En werd „de deur” niet geopend door zijn verscheurd vlees? Zoals de Apostel zegt: „Hebbende daarom, broeders! de vrijmoedigheid in het heiligdom in te gaan door het bloed van Jezus, door een verse en levende weg, welke Hij voor ons heeft geheiligd, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees.” Door zijn bloedende wonden, door zijn doorboorde zijde, door zijn doornagelde handen en voeten is er nu toegang tot God. Is er een andere toegang tot God, dan door het geslachte Lam?” „Door Hem hebben wij toegang door één Geest tot de Vader.” Er is geen andere; want Hij is „de Weg, de Waarheid, en het Leven, en niemand komt tot de Vader dan door Hem.” Is dit geen open weg? Gaat de ziel niet door deze deur in en uit, en vindt zij geen weide, en komt zij niet tot de onmiddellijke nabijheid Gods? Vindt gij, mijne vrienden! ooit toegang tot God, een hart om te bidden, een gevoel van gebedsverhoring, een geopende deur, en de kracht om er in te gaan? Wat opent haar? Verdienste? Zet verdienste op de voorgrond en wij zijn allen verdoemd. Er is geen verdienste groot noch klein; het is het bloed des Lams alleen, dat een weg gebaand heeft voor arme verloren zondaren, om ze tot God te brengen.
Verhoogt, o poorten, nu de boog,
rijst, eeuw’ge deuren, rijst omhoog,
opdat de Koning in moog’ rijden!
Wie is die Vorst, zo groot in eer?
’t Is God, d’almachtig’ Opperheer!
’t Is God, geweldig in het strijden!
Ps. 24:5