De Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. 1 Korinthe 2:10
De Geest van God, die in een mens woont en diens lichaam tot een tempel maakt, onderzoekt de diepten Gods; want in die diepten is een hemelse schat, naar welke gezocht moet worden tot hij gevonden is. Welke diepten zien wij somtijds in een enkele tekst der Schrift, als opende hij het verstand of sprak hij tot het hart; welk een diepte in het bloed van Christus; hoe het „van alle zonden reinigt”, en zo het van alle zonden reinigt, moet het miljoenen maal miljoenen van de vuilste zonden der vuilste zondaars reinigen. Welk een diepte in zijn bloedende, stervende liefde, die zich zo diep kan overbuigen, om ons zo hoog op te heffen! Welk een liefde in zijn erbarming en zijn medelijden, om zich te geven aan zulke schuldige, lage overtreders als wij zijn! Welk een diepte in de eeuwige raad en de onuitsprekelijke wijsheid Gods, om zulk een plan te beramen als volbracht en aan het licht gebracht werd in de vleeswording en het sterven van zijn lieve Zoon, opdat aldus genade en recht elkander zouden tegemoet komen zonder botsing of twist; elke eigenschap Gods ten volle zou worden geëerd, en toch, dat zij, die de hel verdienden, zouden worden overgebracht in de vreugde des hemels. Welke diepten zijn er ook in ons eigen hart, niet alleen van zonde, maar ook van genade, want ware godsdienst heeft zijn diepte, welke de Geest opspoort en aan het licht brengt. Zo wij dus enig geloof hebben, ligt het zeer diep, want het is verborgen in het hart, en somtijds zó verborgen, dat het bijna, zo niet geheel, buiten het gezicht is. De Geest dan zoekt het op en brengt het te voorschijn. Zo wij dus enige liefde hebben, schiet zij haar wortels in de binnenste schuilhoeken onzer genegenheden en moet daarin gezocht worden; of hebben wij enige hoop, ook zij ligt, gelijk het anker, op de bodem der zee. Daarom moet zij gezocht worden opdat zij moge bewezen worden vast en zeker, en binnen de voorhang bevestigd te zijn.
Waar zou ik uwen Geest ontvliên,
waar zou m’, o Heer, uw oog niet zien?
Al voer ik op naar ’s hemels trans,
daar zijt Gij, daar vertoont G’ uw glans;
al daald’ ik zelfs ter helle neder,
daar vond ik ook uw aanschijn weder.
Ps. 139:4