Doch roepende tot de Heere, in de benauwdheid die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. Psalm 107:13
U die God vreest, wat zijn uw gebeden als u geen moeilijkheden, geen lasten, geen taken, geen benauwdheden heeft? Zijn uw gebeden dan niet halfslachtig? Worstelt u dan met de Heere? Zucht uw ziel in Zijn gemoed? Ik weet uit ervaring dat we moeilijkheden, beproevingen verleidingen, en slag op slag nodig hebben om onze ziel te doen uitroepen. Wat een zegen is het als er een uitroep komt! Sommige van onze moeilijkheden en beproevingen overweldigen ons, en dan kunnen we niet uitroepen. Sommige snoeren ons de mond welhaast in wanhoop en vertwijfeling, en dan kunnen we niet uitroepen. We kunnen niet uitroepen. Sommige zetten ons aan tot opstandigheid, en tot denken dat de Heere ons hard behandelt, en dan kunnen we niet uitroepen. Sommige maken ons hardnekkig en onvoorzichtig, en dan kunnen we niet uitroepen. We kunnen zelf geen uitroep tevoorschijn brengen. We kunnen in de ergste moeilijkheden verkeren, en toch in hardnekkige eigenzinnigheid zwijgen. Maar als de Heere een uitroep in de moeilijkheden schenkt, zal Hij zeker, wanneer het Hem goeddunkt, op Zijn eigen manier verlossing bewerkstelligen. Bekijkt u de woorden eens: ‘Doch roepende tot de Heere in de benauwdheid’ (Ps. 107:6).
Niet vóór, niet na, maar erin. Toen ze er zich middenin bevonden; toen de moeilijkheden om hun hoofd gewikkeld zaten, zoals het wier rond het hoofd van Jona zat gewikkeld; toen ze erdoor omringd waren, en geen uitweg zagen; toen ze, als iemand in de mist, voor noch achter een manier zagen om te ontsnappen; toen niets dan een donkere wolk van verwarring hun zielen omgaf, en ze niet wisten of die wolk ooit uiteen zou worden gedreven — toen riepen ze uit. Maar wat doet hen uitroepen? Het is de oprechte overtuiging in hun hart dat ze geen andere toeverlaat hebben dan God. De Heere brengt al Zijn kinderen tot dit punt — geen andere toevlucht te hebben dan Hemzelf. Vrienden, raadgevers, kennissen — ze kunnen deelneming voelen, maar ze kunnen geen verlichting verschaffen. Er is geen toeverlaat, noch schuilplaats, noch haven, noch thuis waarheen ze kunnen vluchten, behalve de Heere. Derhalve brengen moeilijkheden ons ertoe om met God op een persoonlijke wijze om te gaan. Ze verjagen die halfslachtige vroomheid die zoveel voorkomt, en ze verdrijven die verstandskennis en dorre belijdenis waarmee we ons zo vaak tevreden stellen.
Lezen: Psalm 107:1-16