Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. 1 Korinthe 3:18
De vrucht en het gevolg van het Goddelijk onderwijs is: al onze vleselijke wijsheid, kracht en gerechtigheid te verscheuren en uit te roeien. God wil nooit een nieuw stuk op een oud kleed zetten; Hij wil nooit, dat onze wijsheid, onze kracht, onze gerechtigheid zich verenige met de zijne; dat alles moet verscheurd, geheel en al uitgeroeid worden, opdat een nieuwe wijsheid, een nieuwekracht en een nieuwe gerechtigheid op haar puinhopen verrijzen. Maar niet vóórdat het de Heere behaagd heeft ons te leren, kunnen wij ooit scheiden van onze eigen gerechtigheid; nooit onze wijsheid opgeven; nooit onze eigen kracht laten varen. Die dingen zijn zo in ons geworteld, dat wij niet gaarne van een kleinste gedeelte er van scheiden, voordat de Heere zelf ze verscheurt en uitroeit. Wanneer Hij dan in onze zielen enige geestelijke kennis brengt van onze treurige verdorvenheid en vreselijke goddeloosheid, valt al onze eigen gerechtigheid bij de Goddelijke aanraking weg; wanneer Hij in duizenden gevallen ons onze onwetendheid en dwaasheid doet zien en gevoelen, en hoe onmachtig wij zijn om iets goed te begrijpen zonder Goddelijk onderricht, verdwijnt onze wijsheid geheel; en als Hij ons toont hoe onbekwaam wij zijn om de verzoeking te weerstaan en de zonde te overwinnen, door inspanning van onszelf, verdwijnt onze kracht langzamerhand, en wij zijn Simson gelijk, toen zijn lokken waren afgesneden. Op de puinhopen dus van onze eigen wijsheid, gerechtigheid en kracht, bouwt God de wijsheid van Christus, de gerechtigheid van Christus en de kracht van Christus, zoals Jezus zeide tot zijn dienaar Paulus: „Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht”; en dit bracht hem tot het wonderbaar besluit: „Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheid, opdat de kracht van Christus in mij wone”, (2 Kor. 12:9). Daartoe moeten wij een ernstig vonnis van veroordeling doorstaan over onze eigen wijsheid, en vurig zoeken naar de wijsheid des Heeren.
Die stout zijn op hun macht,
heeft Hij versmaad, veracht,
gestoten van de tronen;
maar Hij verhoogt en hoedt
het nederig gemoed,
waarin zijn Geest wil wonen.
Lofzang van Maria :5