Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onges Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte. Lukas 1:78
Door „opgang” wordt bedoeld de dageraad; de heraut der opkomende zon; de overgang van de duisternis tot het licht; de eerste nadering van de morgen; in één woord de opgang. Maar wat betekent die opgang in het geestelijke? Het is de mededeling van de rijzende Zon der Gerechtigheid. Het is niet hetzelfde als de Zon der Gerechtigheid; maar het is de heraut harer nadering; de stralen, die de opgaande Zon op de in nacht gedompelde aarde werpt; de komst van de Heere Jezus, de Koning in zijn schoonheid aankondigende. Deze uitdrukking was bijzonder van toepassing in de mond van Zacharias. De Heere van leven en heerlijkheid was toen nog niet verschenen; Hij was nog in de schoot der maagd Maria; maar zijn voorloper Johannes was als heraut verschenen, om te verkondigen, dat de Zon der Gerechtigheid op het punt was op te gaan. „Daar was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes. Deze kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat zij allen door Hem geloven zouden. Hij was het licht niet, maar was gezonden, opdat hij van het licht getuigen zoude.” „Duisternis bedekte de aarde, en grote duisternis de volken.” Maar toen de Heere van leven en heerlijkheid gereed stond op de aarde te verschijnen, was „de Opgang uit de hoogte” begonnen te dagen. Maar er is een andere betekenis aan deze woorden verbonden. „De opgang uit de hoogte” laat zich niet beperken tot de komst van de Zone Gods in het vlees, maar kan verder uitgestrekt worden en betekenen de verschijning van de Zone Gods in het hart. Voor mij is de verschijning van de Heere Jezus in het vlees vóór negentien honderd jaren geen zegen, zo Hij niet kwam om in mijn ziel te wonen. „De Opgang uit de hoogte”, is de openbaring van Gods barmhartigheid in het aangezicht des Zaligmakers. En wanneer deze „Opgang uit de hoogte” de ziel bezoekt, is het de eerste aanduiding, de doorbrekende stralen van de Zon der Gerechtigheid in het hart.
’t Is de Heer, wiens mededogen
blinden schenkt het lief’lijk licht
Wie in ’t stof lag neergebogen,
wordt door Hem weer opgericht.
God, die lust in waarheid heeft,
mint hem, die rechtvaardig leeft.
Ps. 146:6