En de liefelijkheid des Heeren onzes Gods zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons; ja het werk onzer handen, bevestig dat. Psalm 90:17
Wat is deze liefelijkheid? De liefelijkheid des Heeren onzes Gods. Het is derhalve de liefelijkheid van de Godmens; de schoonheid, de heiligheid, de volmaaktheid en heerlijkheid, die te allen tijde uitblinken in de Zoon van God. Nu, de dagen der verdrukking, en de jaren, waarin het kwaad gezien wordt, hebben alle schoonheid van alle schepselen bevlekt. Er was mogelijk een tijd, waarin wij vermaak en genoegen konden vinden in hetgeen wij waren of in hetgeen wij ons ijdellijk inbeeldden dat wij zouden zijn. Onze eigen gerechtigheid kwam ons schoon en heerlijk voor, en onze godsdienst gaf ons genoegen en was aangenaam naar onze bevatting. Maar hoe is het uitgelopen? Verijdeld, verijdeld, totaal verijdeld. Waardoor? Door de dagen der verdrukking en door de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. Deze hebben daadwerkelijk alle heerlijkheid der schepselen verdorven, misvormd en bezoedeld. In één woord, wij waren eens zeer met onszelf ingenomen, maar het eigen ik heeft zich aan ons als een zó vreselijk monster vertoond, en zich zó vuil cn verachtelijk voorgedaan, dat wij de liefde tot hem geheel en al hebben opgezegd; en wij hebben daartegenover bij tijden zulk een schoonheid, heerlijkheid, beminnelijkheid en gepastheid in de Zoon van God gezien, dat toen wij de liefde tot het eigen ik hebben opgezegd, wij Hem hebben liefgekregen. Dus naarmate onze eigen schoonheid en ons voorkomen verdorven en misvormd zijn geworden, zijn de schoonheid en dierbaarheid des Heeren gestegen, en het is de begeerte onzer ziel geworden: „Laat de liefelijkheid des Heeren onzes Gods over ons zijn”. Laat ons daarin aanschouwd worden; laat zij door God Zelf aan ons toegepast worden; laat ons daarmede openbaar voor de ogen van een hartdoorzoekend Jehova bekleed worden. Laat de liefelijkheid van Jezus’ verzoenend bloed, de schoonheid van Zijn volmaakte gerechtigheid, de schoonheid van Zijn stervende liefde, de schoonheid en heiligheid van Zijn heerlijke Persoon op ons zijn. Dat zij al onze onreinheid, schuld en schande bedekke en zich uitspreide over onze naaktheid, zonde en verdorvenheid, opdat wanneer God ons aanziet, Hij ons niet aanschouwe zoals wij zijn, verdorven, misvormd en vol wonden en striemen en etterbuilen, die niet uitgedrukt zijn, maar staan mogen aangenaam in de Geliefde, met de liefelijkheid des Heeren onzes Gods over ons. O, wat een onovertreffelijk kleed is dit! Het gaat dat der engelen te boven, want het is de gerechtigheid van Gods eniggeboren Zoon! En indien wij staan met de liefelijkheid des Heeren over ons, dan kunnen wij ons stellen tegen alle beschuldigingen van de wet, tegen alle beschuldigingen van een schuldige consciëntie, en tegen al de pijlen der hel.