En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond, en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd; een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader, vol van genade en waarheid. Johannes 1:14
De heerlijkheid van Christus in Zijn lijdende mensheid was bedekt voor aller oog, behalve voor degenen, die door de gezegende Geest waren onderwezen en wier ogen verlicht werden om te kunnen zien. En welk een heerlijkheid is er te zien, door de ogen des geloofs, in de vleesgeworden Zoon van God! De grootheid der Godheid bedekt door de zwakheid der mensheid, en die er toch doorheen scheen als de middagzon door de wolken; Die zo ver Zijn stralen bedekte, dat ofschoon zij toeliet Hem te zien, zij het oog niet verblindde. De Zoon van God, vertegenwoordigd in het Kind van Bethlehem; de eniggeboren Zoon des Vaders in de hof grote druppelen bloeds zwetende en hangende aan het kruis op Golgotha, en in Zijn laagste staat, voor ’s mensen oog bedekt met schande en smaad, toch stroomde de heerlijkheid uit elke porie van Zijn heilig lichaam, en majesteit en schoonheid uit elke trek van Zijn geschonden aangezicht; en liefde en genade bleken uit elk woord, dat van Zijn kwijnende lippen afdroop! Niet één zal ooit de heerlijkheid van een verrezen, opgevaren en verheerlijkte Christus in de gelukzaligheid des hemels zien, die Hem niet eerst gezien heeft in Zijn vernedering als een lijdende Christus; en inderdaad, het is Zijn lijdensheerlijkheid, die nu zo dierbaar en gepast is voor een schuldig zondaar. Om deze lijdensheerlijkheid van de Zoon van God te zien, door een Goddelijke kracht aan zijn ziel geopenbaard, aan hem overgedragen als zijn zaligheid, in zich bevattende het wezen van al zijn tegenwoordige en toekomende blijdschap, dit is de heerlijkheid, die een wedergeboren en verlost mens begeert te zien en te ondervinden. Welk een heerlijkheid kan de wereld geven, vergeleken met de heerlijkheid van het verwonde aangezicht van de lijdende Zoon van God? Aan de zijde van het kruis verbleekt, verwelkt en sterft alle aardse heerlijkheid, want de dood maakt een einde aan alle natuurlijke schittering en heerlijkheid. Wel heeft de Heere van het einde aller menselijke heerlijkheid gesproken: „Daarom zal het graf zichzelf wijd open sperren en zijn mond open doen zonder mate, opdat nederdaalhaar heerlijkheid en haar menigte, met haar gedruis en die in haar van vreugde opspringt”, Jesaja 5:14. Maar de heerlijkheid, die met het kruis begint, eindigt met de kroon, want: „Indien wij met Hem lijden, wij zullen ook met Hem verheerlijkt worden”. Deze heerlijkheid van een lijdende Christus met het oog des geloofs te zien, het hart diep daarvan doordrongen te gevoelen, en dit als ons dagelijks eten en drinken te genieten en door de Geest geleid te worden tot deze altijd gedekte tafel van het bloed van Christus, tot de overvloeiende fontein van Zijn verzoenend bloed, en daarbij de Heere Zelf te horen zeggen: „Eet vrienden, drinkt, ja overvloediglijk!” o liefste, welke kostelijke zaken zijn dit! Hier is voedsel om uw onsterfelijke ziel te voeden; hier zijn stromen van vergeving en vrede; hier zijn de rivieren van het eeuwige leven. Die dorst heeft, kome, en die wil, neme van het water des levens om niet. Dit voor onze dorstige en vermoeide ziel te zien, te genieten, te smaken en te ondervinden, dit is de heerlijkheid Gods te aanschouwen als geopenbaard in de Persoon, het werk, het bloed, de gehoorzaamheid en de liefde van Zijn beminde Zoon.