En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Lukas 24:21
Wat een beproeving voor hun geloof moet de dood van Jezus voor de discipelen en gelovige volgelingen geweest zijn! Toen hun Heere en Meester stierf, scheen voor die tijd althans hun hoop met Hem vergaan te zijn. En inderdaad moet dit zo geweest zijn voor het oog van hun gevoel, en viel de waarheid, de heiligheid en de onschuld, door de arm des gewelds gekwetst, toen Jezus hing aan het kruis. Voor de toeschouwer werden al Zijn wonderen van liefde en barmhartigheid, Zijn woorden van genade en waarheid, Zijn heilig en vlekkeloos leven, Zijn aanspraak, die Hij maakte van te zijn de Zoon van God, de beloofde Messias, de Verlosser van Israël, met alle beloften en elke profetie betreffende Hem, uitgeblust toen Hij te midden van de zegepraal Zijner vijanden, in pijn, schande en ontering de geest gaf. Nu zien wij, dat de Heere door Zijn bloedstorting en dood verlossing heeft teweeggebracht, het werk voleindigd heeft, hetwelk de Vader Hem te doen gegeven had; dat Hij door Zijns Zelfs offerande de zonde heeft weggenomen, de kerk met God verzoend en over dood en hel getriomfeerd heeft; de satan heeft overwonnen, de wet verhoogd en verheerlijkt, de gerechtigheid verhoogd en barmhartigheid heeft voortgebracht. Hij heeft doen overeenstemmen iedere schijnbaar tegenstrijdige eigenschap, Zijn hemelse Vader verheerlijkt en miljoenen verlost met een eeuwigdurende verlossing. Doch hadden wij het gezien gelijk wij het nu zien, hadden wij met een wenende Maria en met een van hart verbroken Johannes de beschimpingen der schriftgeleerden en Farizeeën gehoord, de spottende lach der Romeinse soldaten, met de honende uitroepen van het Joodse gepeupel, terwijl tevens of tegelijkertijd het licht zich had ingetrokken en de vaste aarde onder onze voeten schudde, waar zou ons geloof gebleven zijn? Wat anders dan een wonder van almachtige genade kon het ondersteund hebben temidden van zulke donkere wolken, zulk een kracht van gewaarwordingen, zulk een menigte van beroeringen in het gemoed, zulk een tegenstand van het ongeloof? Gelijk het geweest is en in deze tijd zal zijn, zal de waarheid, de oprechtheid en de godzaligheid, en de zaak van God in het algemeen, als onderscheiden van en tegenovergesteld aan dwaling, gekruisigd worden, niet in de Persoon, maar naar het voorbeeld van een gekruisigde Jezus. Het is een goddeloze wereld; de satan, niet Jezus, is haar god en vorst, en derhalve geen waarheid, maar valsheid, geen goed, maar kwaad, geen liefde, maar vijandschap, geen oprechtheid, maar list en bedriegelijkheid, geen gerechtigheid en heiligheid, maar zonde en goddeloosheid vieren hoogtij, evenals bij het kruis. Deze beproeven het geloof; maar zijn ondersteuning en geneesmiddel is om temidden van deze donkere wolken te zien naar het kruis en te blikken op de lijdende Zoon van God. Dan zien wij, dat het gejuich der goddelozen slechts is voor een ogenblik, en dat, ofschoon de waarheid nu lijdt, zij met Christus lijdt, en gelijk Hij stierf en weder opstond, zo zal ook zij heerlijk opstaan en eeuwig triomferen.