O Heere! behoud; die Koning verhore ons, ten dage van ons roepen. Psalm 20:10
Hoort Jezus ons niet altijd? Luistert Hij niet altijd naar de uitroepen van Zijn kinderen? Dat doet Hij, maar we hebben vaak het gevoel dat Hij niet meteen onze verzoeken beantwoordt, dat Hij ons niet hoort. ‘Hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet, hoe lang roep ik geweld, tot U, en Gij verlost niet! (Hab. 1:2). Op dat moment verkeerde de profeet in een duistere gemoedstoestand en kon hij niet geloven dat de Heere zijn gebed hoorde. Zo klaagt de Kerk in de Klaagliederen: ‘Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed doorkwam’ (Kl. 3:44). De wolk was zo dicht en donker dat haar gebed er niet doorheen kwam. Soms ontstaat dus angst vanwege het uitstel van het antwoord op de smeekbede. Zij is aan de voeten, voor het aangezicht van de Koning neergelegd, maar het duurt lang voor het antwoord komt. Wat worden veel van Gods kinderen op dit punt op de proef gesteld! Ze hebben jarenlang gebeden dat Christus aan hun ziel wordt geopenbaard, hun zonden worden vergeven. Zijn liefde wordt uitgestort, maar zij is nog niet ingedaald met die heerlijke kracht die ze willen ondervinden. Hierdoor worden ze bang dat het nooit meer zal komen. Een schuldgevoel doet ons vrezen dat we zo erg tegen de Heere hebben gezondigd dat Hij ons niet wil horen. De Heere zegt: ‘Uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden’ (Jes. 59:2). Soms gaan gevoelens als deze door ons heen: ‘Ik ben zo’n zondaar, zo’n verachtelijke stakker; ik ben anders dan wat een christen zou moeten zijn in alles wat ik zeg, denk en doe, dat de Heere me niet zal horen.’ Soms als ontrouw sterk overheersend is, denken we dat er geen God is die ons kan horen. Soms is het ongeloof zo sterk in ons dat we het gevoel hebben dat het geen zin heeft nog langer te bidden: ‘Ik heb zo lang gebeden, en de Heere slaat er geen acht op; waarom zou ik Hem ermee vermoeien?’ Soms zijn we bang dat onze gebeden Hem tegenstaan, dat we als degenen zijn die ‘zwijnenvlees eten, en er is sap van gruwelijke dingen in hun vaten’ (Jes. 65:4) .Vanuit deze gevoelens zegt de Kerk dan: ‘Die Koning verhore ons! ’
Lezen: Job 7