Zend Uw licht en Uw waarheid. Psalm 43:3
„Zend Uw licht uit”. De psalmist begeerde, dat het licht mocht uitgezonden worden, dat is, dat het medegedeeld mocht worden. De ziel, wandelende in de duisternis, en verwaardigd wordende te reikhalzen en sterk te verlangen naar licht, is niet voldaan met de overtuiging, dat er bij God licht is. De dorstige is niet tevreden met de wetenschap, dat er water in de bron is, noch ook hij, die in een mijn zijn weg is kwijtgeraakt, met de wetenschap, dat er licht in de zon is. Een flauw straaltje, door een spleet heen glurende, was hem wel duizend zonnen waard, die, door hem niet gezien, in de lucht hun glans verspreiden. En zo kan de door de duisternis overvallen heilige niet rusten in de blote kennis, dat God een Licht is en dat er geen duisternis is in Hem. Maar zijn zucht en begeerte is, dat dat licht uit de volheid der Godheid moge worden uitgezonden in zijn ziel, en een inwendig licht moge worden uitgestort in zijn hart, waardoor hij de waarheid Gods zien moge en de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. Waardoor hij zijn naam moge geschreven zien in het boek deslevens en duidelijk onderscheiden zijn naam in het eeuwigdurend verbond, dat in alles welgeordineerd en bewaard is; waardoor hij Jezus moge zien en daarin zijn eeuwige vereniging met Jezus, en in die vereniging een zoete gemeenschap met Hem genieten; Zijn tegenwoordigheid in zijn ziel ontwaren en dus Zijn heerlijkheid moge geopenbaard en verklaard vinden in zijn hart. Maar David behoefde iets meer dan licht. Hij zegt: „Zend Uw licht en Uw waarheid”. Wat was de waarheid, die hij zocht te kennen en waarvan hij de innerlijke kracht bevindelijk in zijn ziel wenste te ervaren? Zonder twijfel deze waarheid, waarom Gods kinderen van deze tijd ook zuchten; het is niets minder dan de waarheid, zoals die in Jezus is. De waarheid van Zijn bloed, als verzoening voor de zonde; de waarheid van Zijn gerechtigheid, ons vrijsprekende van al hetgeen, waarvan wij niet kunnen gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes. De waarheid van een personele en eeuwigdurende verlossing van alle vloek en veroordeling; de waarheid, waardoor de ziel wordt vrij gemaakt, overeenkomstig deze woorden: „En gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrij maken”. De waarheid, waardoor de genegenheden worden losgemaakt van de dingen van de tijd en het zinnelijke, en gevestigd worden op de werkelijkheden der eeuwigheid. In één woord, het is Jezus Zelf te kennen door Zijn eigen zoete openbaring; want Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven; en dat Hij in onze ziel mag genoten worden als de inhoud en de vastigheid der waarheid.