Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken; en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; totdat Hij het oordeel zal uitbrengen ter overwinning. Mattheüs 12:20
De vriendelijke Man van smarten zal nooit het gekrookte riet verbreken, noch de rokende vlaswiek uitblussen. Het is waar, dat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning, want Hij beoogt de ziel in het stof te doen buigen; doch terwijl Hij het oordeel uitbrengt, geeft Hij verborgen ondersteuning; want Hij doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen en Hij doet weder opstaan. Maar Hij brengt het oordeel voort tot overwinning. Overwinning volgt, de overwinning is gewis. Er moge een lange strijd plaats vinden, een harde en vreselijke strijd, zodat de klederen in het zweet en bloed gewenteld worden, maar de overwinning is zeker, want Hij zal niet rusten totdat Hij de strijd ten volle gewonnen heeft. O, wat zou satan triomferen als ooit enig heilige vallen zou uit de omhelzende armen van de goede Herder; als hij met honend gelach zijn vinger tot de poort des hemels kon opheffen en tot de herrezen Koning zeggen kon: „Uw bloed was voor deze ellendige tevergeefs gestort; hij is de mijne; hij is de mijne!” Zulk een pochen zou de hel vervullen met een kreet van overwinning. Maar neen, neen, zo zal het nooit zijn; het bloed reinigt van alle zonden en werd nooit en kon nooit tevergeefs gestort worden. Ofschoon het riet gekneusd is, nooit zal het worden uitgeblust, totdat Hij het oordeel zal hebben uitgebracht tot overwinning. De strijd moge inderdaad weifelend worden gestreden, de vijand moge herhaaldelijk aanvallen, de zaak moge telkens weifelachtig zijn, doch de overwinning wordt op het laatste ogenblik beslist, ofschoon de avondschaduwen zich neigen en de nacht schijnt aan te breken. En het is de Heere, Die dit alles doet. Wij hebben geen kracht om de strijd van de poort af te wenden. Is er één verzoeking, die gij kunt overmeesteren? Is er één zonde, die gij zonder Goddelijke hulp kunt kruisigen? Eén lust, die gij zonder bijzondere genade kunt bedwingen? In dit opzicht zijn wij volkomen zwak. Maar de Heere volbrengt Zijn kracht in deze zwakheid. Wij kunnen en moeten inderdaad verbroken worden. Onder ons smartelijk gevoelen kunnen wij denken, dat er niemand zo hard behandeld wordt als wij, en dat ons geval al zeer bijzonder is. Doch zonder deze handelingen zouden wij onszelf niet oordelen, en indien wij onszelf oordelen, zullen wij van de Heere niet geoordeeld worden. Indien gij uzelf rechtvaardigt, zal de Heere u veroordelen; indien gij uzelf oordeelt, zal de Heere u rechtvaardigen. Verhef uzelf, en de Heere zal u vernederen; verneder u, en de Heere zal u verhogen.