Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus; Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing. Opdat het zij gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in de Heere. 1 Corinthe 1:30, 31
Wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing. God heeft Christus dit alles voor Zijn volk gemaakt. Hij heeft Hem gesteld als hun eeuwig Hoofd, als de Bruidegom hunner zielen, opdat zij uit Zijn volheid al deze weldaden zouden ontvangen. Nu, in de verhouding waarin zij deze twee lessen leren — wat zij zijn en wat Hij is — ontvangen zij Hem in hun harten, zoals Hij in het voornemen Gods in werkelijkheid daartoe gegeven is. Ben ik een dwaas? Gevoel en weet ik dit? Heb ik er smartelijke ondervinding van, zo dat al mijn natuurlijke wijsheid mij geworden is één massa dwaasheid? Krijg ik door het oog des geloofs een blik op de herrezen Middelaar, Immanuël, God met ons, en zie ik wat Hij van God voor ons geworden is? Op ditzelfde ogenblik, dat Mijn oog Hem aanschouwt als de Wijsheid, op datzelfde ogenblik ook vloeit er een zekere mate van Goddelijke wijsheid in mijn consciëntie. Ben ik door en door bezoedeld en besmet? Heb ik geen gerechtigheid van mijzelf? Is al mijn gehoorzaamheid onvolkomen? Ben ik onbekwaam om de geboden van Gods heilige wet te vervullen? Wanneer ik eens door het oog des geloofs mag blikken op deze waarheid, door Hem, Die de Waarheid Zelf is, namelijk dat Jezus Christus ons van Gode geworden is tot rechtvaardigheid — op datzelfde ogenblik, dat ik dit door het geloof aanschouw, vloeit een zekere mate van de medegedeelde rechtvaardigheid in mijn hart. Ben ik een onheilig, verdorven, vuil schepsel? Werkt de verdorvenheid in mijn hart? Op het ogenblik, dat ik door het oog des geloofs op Jezus zie, mij van God geworden tot heiligmaking, op dat ogenblik komt er een zekere mate van heiligmaking in mijn hart, worden er heilige genegenheden in mij verwekt, wordt de liefde der wereld uitgedreven, worden mijn heersende lusten bedwongen en buigt mijn ziel zich in onderwerping voor Hem neder. Ben ik een arme gevangene, door de satan, de wereld en mijn eigen boze hart verstrikt? Op het ogenblik, dat ik dit heerlijk gezicht ontvang om Jezus Christus te zien als van de Vader mij geworden tot verlossing — geloof ik ook dat Hij dit voor mij geworden is, dat ik in Hem sta, met Hem verenigd ben en de toegerekende verlossing wordt mij naar trap en mate geschonken. De ziel ontvangt dan inwendig hetgeen Christus uitwendig gedaan heeft. In één woord, wanneer Christus ontvangen wordt als wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing, wordt Hij in al deze weldaden in de ziel geopenbaard.