Want uw Maker is uw Man; Heere der heirscharen is Zijn Naam; en uw Verlosser is de Heilige Israels; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd worden. Jesaja 54:5
Gelijk in de huwelijksvereniging man en vrouw één vlees worden, en, waar God hen tezamen gevoegd heeft, de mens dit niet vermag te scheiden; zo ook toen de Heere Jezus Christus in het eeuwigdurend verbond, dat in alles wel geordineerd en bewaard is, de kerk ondertrouwde, werden zij voor het aangezicht Gods met onverbrekelijke banden verbonden. Gelijk Hij in de volheid des tijds uit een vrouw wilde geboren worden, en deze één werd met Hem uit kracht van dezelfde natuur, zo wordt de kerk één met Hem in de Geest, gelijk elk persoonlijk lid daarvan in de tijd met Hem verenigd wordt door wederbarende genade. Zo is het getuigenis van het Woord der waarheid: „Wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen”. „Die de Heere aanhangt, is één geest met Hem”. Haar vereniging met Zijn vlees verzekert haar derhalve, dat haar lichaam in de morgen der opstanding het heerlijk lichaam van Jezus zal gelijkvormig zijn; en haar vereniging met Zijn Geest verzekert aan haar ziel een eeuwige zaligheid in de volkomenheid der kennis, der heiligheid en der liefde. Zo begon dan ook de vereniging van de kerk met Christus reeds in de raad van eeuwige wijsheid en liefde, wordt bekend gemaakt op aarde door wederbarende genade, en wordt volmaakt in de hemel in volle heerlijkheid. De kerk, het is waar, viel in Adam uit de staat van onnozelheid en zuiverheid, waarin zij oorspronkelijk geschapen was. Maar zie hoe Adams val in al zijn ellendige gevolgen, in plaats van de band te vernietigen en het eeuwig verbond teniet te doen, slechts diende om meer ten volle en te heerlijker te openbaren en bekend te maken de liefde van Christus in al haar breedte en lengte en diepte en hoogte tot Zijn verkoren bruid! Zij viel, het is waar, in onuitsprekelijke, onpeilbare diepten van zonde en ellende, schuld en wanbedrijf, doch zij viel nooit uit Zijn hart of uit Zijn armen. Ja, wat zou er zonder de val bekend zijn van de stervende liefde of van de verborgenheid van het kruis? Waar zou het gezang der verlosten geweest zijn: „Hem, Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed”? Waar de overwinning over dood en hel, of de zegepraal van de meer dan overvloedige genade over de overvloedige zonde, schuld en vertwijfeling? Hoe zou de gevangenis kunnen zijn gevangen genomen en de overheden en machten zijn uitgetogen en openlijk daarover zijn getriomfeerd? Wat zou er zijn bekend geweest van die dierbare eigenschap van God, namelijk de barmhartigheid? Wat van Zijn verdraagzaamheid en lankmoedigheid? Wat van Zijn medelijdend erbarmen over arme, verloren kinderen der mensen? Waar nu het Hoofd en de Man der kerk niet kon en niet wilde de vereniging ontbinden en het verbond verbreken, noch ook veranderen hetgeen uit Zijn lippen gegaan was, en Hij haar niet openlijk tot Zich nemen kon in al haar onreinheid, schuld en schande, zo moest Hij haar verlossen met Zijn harte- bloed, met folteringen en lijden, zoals de aarde en de hemel nooit hadden aanschouwd. Met zulke sterke uitroepingen onder de verberging van Zijns Vaders aangezicht, die de aarde deden beven, de rotsen scheuren, en die de zon haar licht onttrokken. Maar Zijn liefde was sterker dan de dood, waarom Hij het kruis heeft verdragen, de schande veracht, haar zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, en de straf geleden heeft, die haar misdaden verdiend hadden. Zo heeft Hij haar met God verzoend in het lichaam Zijns vleses, door de dood, opdat Hij haar heilig en onberispelijk en onbestraffelijk zou voor Zich stellen. Haar dus verzoend hebbende, bezoekt Hij haar, lid na lid van Zijn verborgen lichaam, in de tijd met Zijn wederbarende genade, opdat Hij haar heilige en reinige door het bad des waters door het Woord. En zo stelt Hij Zichzelf voor een gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks.