Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den heelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn; opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. Romeinen 8:29
Het herrezen lichaam van Christus is het voorbeeld, waaraan de lichamen der heiligen gelijkvormig gemaakt worden. Want gelijk wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo ook zullen wij het beeld des Hemelsen dragen. Dit is het heerlijk beeld, waaraan alle heiligen gelijkvormig worden gemaakt. Maar ofschoon ten volle de wezenlijke eigenschappen der mensheid behoudende — anders zou de vereniging van de menselijke natuur met de Godheid ophouden — toch is dit herrezen lichaam van de gezegende Heere onuitsprekelijk heerlijk. En aan dit heerlijk beeld zullen de heiligen gelijkvormig zijn; ja, zó heerlijk zal hun beeld zijn, dat wij in onze lage staat geen denkbeeld kunnen vormen van deze uitmuntende heerlijkheid; zelfs niet van de mindere graad van heerlijkheid, die de lichamen der heiligen zullen hebben bij hun opstanding. „Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is”, 1 Joh. 3:2. Maar hiervan kunnen wij overtuigd zijn, dat er altijd een wezenlijk en ongenaakbaar onderscheid bestaat tussen de heerlijkheid van Christus’ menselijke natuur en die der heiligen. Zijn menselijke natuur in een eeuwige vereniging met Zijn Godheid, ontleent daaraan een heerlijkheid, die onderscheiden is van alle andere. Geen benadering tot die heerlijkheid kan er zijn; er kan niets bij Hem vergeleken worden. De heerlijkheid van de maan kan nooit halen bij de heerlijkheid der zon, ofschoon zij schijnt met het licht, dat van de zon uitstraalt. Hij zal ons vernederd lichaam veranderen en Zijn heerlijk lichaam gelijkvormig maken. Haar ofschoon gelijk, het zal niet hetzelfde zijn. Het zal der heiligen eeuwige blijdschap zijn, Hem te zien gelijk Hij is en Hem gelijk gemaakt te worden. Maar ook zal het hun eeuwige vreugd verschaffen, dat Hij een voortreffelijker heerlijkheid zal hebben; want dit is Zijn geboorterecht. En Hem te aanbidden zal hun hoogste vermaak zijn. Een lichaam te hebben, bevrijd van alle zonden, ziekten en smart, en opgevoerd tot de hoogste graad van heiligheid en blijdschap. Bekwaam of in staat te zijn om Hem te zien gelijk Hij is, zonder op dat gezicht te sterven, en dan verenigd met ons voorheen lijdend, maar dan evengelijk verheerlijkt lichaam, een onsterfelijke ziel te hebben, die, verwijd, de hoogste blijdschap en vreugde zal kunnen genieten. Als dit niet vergenoegen kan, wat kan God meer geven?