Genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis Gods en van Jezus Christus, onze Heere. 2 Petrus 1:2
Indien wij Jezus voor onszelf niet kennen door enige geestelijke ontdekking van Zijn Persoon en werk, wat getuigenis hebben wij dan van of deel in Zijn genade? Omdat er geen genade is, dan die door Hem vloeit; want genade en waarheid zijn door Jezus Christus geworden. Dit is het waarnaar wij altijd moeten staan. Onze dagelijkse begeerte en gebed moet zijn om geestelijke ontdekkingen van Christus, om Hem te aanschouwen met een oog des geloofs; om in te gaan in Zijn heerlijke Persoon en volbracht werk, om Zijn tegenwoordigheid te genieten, Zijn liefde te proeven en Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding. Dit was het, waarnaar Paulus zo ernstig uitzag, Filipp. 3 : 10; en om de uitnemendheid van deze kennis wilde hij liever alles verliezen en schade en drek achten, opdat hij Christus gewinnen mocht. Hem te kennen als onze Borg en Drager van de zonde, onze Advocaat en Tussentreder, onze Vriend, Man en Broeder; te kennen ons aandeel in Hem, onze vereniging met Hem, onze plaats in Zijn hart, onze naam op Zijn borst, ons gedenkteken in de palmen Zijner handen; wat kan de zaligheid van zulk een kennis als deze overtreffen? Door deze geestelijke, bevindelijke kennis van Hem vloeit de genade. Gelijk een waterleiding, die vanuit een rivier haar bevochtigende stroom in een dorre weide doet afvloeien, zo opent de kennis van Christus een kanaal, waardoor de genade, die in Hem is, afvloeit in de onvruchtbare, dorre ziel. Dus gelijk wij door genade alleen Hem kennen kunnen, zo doet elke mededeling van genade Hem niet alleen beter kennen, maar zij vloeit in door dezelfde kennis. De genade, die door deze kennis inkomt, brengt met zich ook „vrede”. Want Hij is onze Vrede. Hij heeft de middelmuur des afscheidsels gebroken en de vijandschap in Zijn vlees teniet gedaan, zelfs de wet der geboden, in inzettingen bestaande, opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makende. Hij kwam derhalve, van vrede sprekende tot degenen, die veraf en die nabij waren. Zijn bloed spreekt van vrede tot een schuldige consciëntie; Zijn stem spreekt van stilte tot de winden en golven, die liet geslingerde hart beroeren. Zijn laatste legaat was: „Vrede laat Ik u; Mijn vrede geef ik u”. Zijn stervensbelofte was: „In Mij zult gij vrede hebben”. En als de Vorst des vredes aan de rechterhand Gods is Hij in staat ons te vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloof, want Zijn Koninkrijk is rechtvaardigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest. En zo worden door de kennis van Hem als onze Heere genade en vrede beide vermenigvuldigd.