Zij zullen naar Sion vragen; op de weg herwaarts zullen hun aangezichten zijn. Jeremia 50:5
Sion is de zetel van alle Evangelie-zegeningen. Daarin is gelegd de dierbare hoeksteen, Jesaja 28:16, daarin ligt Israëls heil, Jes. 46:13, daar staat het Lam Gods op de berg, Openb. 14:1. Genade, verlossing, vergeving, troost, sterkte, redding en heerlijkheid komen er uit voort. In het aangezicht naar Sion te wenden ligt het zoeken van Evangelie-zegeningen ingesloten. Daarom wordt er van de verlosten gezegd, dat zij de Heere hun God zoeken. Hij wordt alleen in Sion gevonden; het is Zijn woonplaats en daar „zal Hem de gelofte betaald worden”, Psalm 65:1. Maar zij vragen naar Sion, met hun aangezichten derwaarts gekeerd, met geen lichtzinnige en beuzelachtige geest, en ook met geep stellige verzekering, dat zij er ooit zullen aankomen. Daarom moeten zij de weg vragen, stap voor stap, dikwijls twijfelend en vrezend of zij wel op de goede weg zijn. Zo menigmaal hebben zij zichzelf bedrogen en teleurstelling bezorgd, dat zij hun eigen hart niet meer durven te vertrouwen; daarom moeten zij de Heere vragen om hun elk ogenblik de weg aan te wijzen. Zij kunnen niet blindelings iedere vermetele gids volgen, maar moeten de Heere bidden, dat Hijzelf hen onderwijze en leide en verlevendige in de weg. En als zij daarheen gaan, dan wenen zij. Zij rouwklagen over hun diepe afwijkingen, over de vele boosheden, die zij bedreven hebben; over de lichtzinnigheid van geest, waaraan zij zich hebben overgegeven; over de wereldsgezindheid van hun hart, de hoogmoed en de onbeschaamdheid, huichelarij, vleselijkheid, zorgeloosheid en boosheid van hun hart. Zij gaan en wenen met een verbroken en verslagen geest, geen vertrouwen stellende in hun tranen als bewijzen van genade, doch zoekende de Heere, hun God; zoekende de verborgen openbaringen van Zijn genade, de bezoeken van Zijn gunstrijke tegenwoordigheid; het verheffen van het licht Zijns aangezichts. Zij zoeken naar een openbaring van Jezus’ liefde, om Hem te mogen kennen door een geestelijke ontdekking van Zichzelf. Op dit alles lettende, zoeken zij niet hun eigen gerechtigheid op te richten, zoeken zij niet de toejuiching van de wereld, zoeken zij niet de goedkeuring van de belijders, noch de toelachingen dergenen, die God vrezen, noch ook zoeken zij zichzelf christenen te maken door eigen inspanning. Maar zij zoeken de Heere, hun God; zoeken Zijn aangezicht dag en nacht. Zoeken zijn gunst, barmhartigheid, genade, liefde en heerlijkheid; zoeken de aangename bezoeken van Zijn tegenwoordigheid en kracht; zoeken de worstelingen met Hem, tot zij bevinden, dat Hij hun Verbondsgod is, Die al hun afkeringen geneest.