Daarom opschortende de lendenen uws verstands, en nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaringen van Jezus Christus. 1 Petrus 1:13
De hoop ziet hoofdzakelijk op het einde, want dat is beter dan het begin; de voleindiging van alles, wat het geloof aanneemt, de hoop verwacht, en de liefde geniet. Maar door welke duistere en sombere wegen moet de hoop vaak heenzien vóór dat het einde komt, en is somtijds zo laag gezonken, dat men zelfs aan het leven wanhoopt! Op zulk een laag peil zich bevindende, wat al getuigenissen moet zij dan niet bijeenvergaderen; op wat al Eben-Haëzers op deze en die heuvel Mizar, op deze of gene uitredding, openbaring en zegen; wat moest zij zich vastklemmen aan het woord der belofte, roepen om hulp, en dat met luider stem, als ware het de laatste ademtocht, en hoop tegen hoop, in het aangezicht van ongeloof, ontrouw en wanhoop. Er moet een einde komen aan al die strijd, al die beproevingen, al die bezoekingen en aanvechtingen. Wij zullen niet altijd te worstelen, te strijden hebben met een lichaam der zonde en des doods. Wij zullen niet altijd blijven blootstaan aan de strikken en verzoekingen, door de zonde en de Satan op onze weg uitgezet, zodat wij ze nauwelijks kunnen ontkomen. Elke dag herinnert ons met een waarschuwende stem, dat er een einde komen moet. Maar nu doet de vraag zich voor, en dikwijls is het een beangstigende vraag: Wat zal het einde zijn? Hier komt de hoop de ziel te hulp, om haar te schragen, haar in staat stellende voorwaarts te blikken, opdat het blijken zou een hoop te zijn, die niet beschaamt; een goede hoop door genade, en een hoop van zulk een volkomen en duurzame aard dat het einde kan bewijzen, dat het een genadegift was van de Heilige Geest, en als zodanig met zijn volmakende kracht bezegeld.
Gods macht verbreekt de arm der goddelozen,
terwijl zijn hand rechtvaardigen geleidt.
Al treden z’ op geen weg, bezaaid met rozen,
zij wachten ’t heil, door God hun toegezeid.
Ps. 37:9