Want Hij zal de nooddruftige ter rechterhand staan, om hem te verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen. Psalm 109:31
Hoe opbeurend, hoe vertroostend is het een vriend te hebben, die ons in de nood bijstaat. Zulk een Vriend is Jezus. In de ure des gevaars komt Hij als een Vriend, om aan de rechterhand van het arme schepsel te staan, wiens ziel door schuld en zelfbeschuldiging is veroordeeld. Maar Hij staat in een veel hoger betrekking dan die van een vriend; Hij staat als Borg en Bevrijder. Hij gaat, als het ware, in het gerechtshof, en als de gevangene voor de balie staat, treedt Hij voorwaarts en staat aan zijn rechterhand als Borg en Plaatsbekleder; Hij brengt uit zijn eigen boezem de kwijtbrief voor, getekend en bezegeld met zijn eigen bloed; Hij legt die aan de ogen van het hof voor en eist en vraagt de vrijspraak van de gevangene, aan wiens rechterhand Hij staat. Daar staat Hij dan, opdat de gevangene gehele vergiffenis ontvange en gans gerechtvaardigd worde van die beschuldigingen „die zijn ziel veroordelen”. O heerlijk standpunt! O gezegende verschijning! Ongeloof, de werking van een vreselijk boos hart en de vreselijke inblazingen van de vijand, komen om ons te veroordelen: maar Christus Jezus, de Middelaar tussen God en de mensen, staat aan de hand der nooddruftigen en biedt zijn eigen heerlijke gerechtigheid aan. Gaan wij gedrukt onder ongeloof? Hij schenkt geloof. Verzinkt onze ziel in wanhoop? Dan stort Hij hoop in. Is de ziel gebogen onder schuld, verwijderd van God, buiten staat Hem te naderen wegens de zware aanvechtingen? Hij brengt zijn eigen arm onder die arme neergebogen ziel, en licht zijn nedergebogen hoofd op, en dan ziet de ziel opwaarts en aanschouwt in plaats van toorn het gelaat des Vaders, stralende van barmhartigheid en liefde, omdat de Borg „staat ter rechterhand van de nooddruftige”.
Nooddruftigen zal Hij verschonen,
aan armen uit gena
zijn hulpe ter verlossing tonen:
Hij slaat hun zielen ga.
Ps. 72:7