Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen om de Heere te kennen. Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen, en als de vroege regen des lands. Hosea6:3
Wij staan stil bij de opmerking, dat er in de bevinding van de ziel zoiets gevonden wordt dat genoemd wordt ‘vervolgen de Heere te kennen’. En de zegeningen die voor de rechtvaardige zijn weggelegd, kunnen niet verkregen worden als dit vervolgen er niet is. De Heere te kennen is de begeerte van elke levendgemaakte ziel. Het is Hem te kennen door Zijn eigen goddelijke ontdekking, door genadige openbaring van Zijn genade, liefde, aanwezigheid en heerlijkheid. En welke mate van kennis een kind van God ook van de Heere mag hebben, zij zal voor zijn eigen gemoed altijd een onvolkomen en gebrekkige kennis schijnen. De gezegende apostel Paulus, die in de derde hemel was opgetrokken, scheen Hem vergelijkenderwijze nog steeds niet te kennen. Daarom zegt hij: ‘Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding,’ alsof al zijn kennis van Christus niets meer was dan een druppel water vergeleken met de oceaan. Alsof al zijn bevinding slechts een enkele straal was, vergeleken met de grote hoeveelheid licht en warmte, die in de zon aanwezig is.
Lezen: Hosea 6