En nu, broeders, ik beveel u Gode, en het Woord Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. Handelingen 20:32
Stel dat het zo was (God verhoede dat dit ook maar één ogenblik het geval zou zijn!) dat ik in de eerste plaats door mijn eigen inspanningen de genade in mijn hart moet brengen, en zo het fundament leggen; en dat ik, door mijn eigen inspanningen, het werk moet voortzetten, en zo de bovenbouw oprichten: zal ik dan niet falen, geheel falen? Maar als de genade alles van begin tot eind doet; als de genade de namen van Gods kinderen in het Boek des levens schreef; als de genade hen aan Jezus gaf ter verlossing; als de genade op het door God bepaalde tijdstip hun ziel opnieuw tot leven wekte; als de genade de reinigende werkzaamheid van het bloed van Christus aan hun geweten openbaarde; als de genade hen veilig door al hun beproevingen en verzoekingen zal heenvoeren; datgene zal vervolmaken dat hen betreft, en door middel van rechtvaardigheid moet en zal regeren tot het eeuwig leven; hoe geschikt, hoe uitermate geschikt is dit voor een arme, schuldige zondaar, die niets heeft, en het gevoel heeft dat hij in zichzelf alleen maar vodden en jammerlijke resten heeft! ‘Het woord van Gods genade’, in handen van de Geest, legt het fundament. ‘Het woord van Gods genade’ maakt Jezus bekend in het eeuwig evangelie, en richt zo de bovenbouw op; ‘het woord van Gods genade’ draagt door middel van de armen des doods en plaatst zo de sluitsteen; en de hemelbogen zullen voor eeuwig de lof van de heerlijkheid van die genade laten klinken, die ervoor zorgde dat zij ‘begenadigd in de Geliefde’ (Ef. 1:6) werden. Elk levend verlangen naar de Heere; elk besef van Zijn genade en heerlijkheid; elke smeltende genegenheid voor Zijn schitterende voorkomen; elk ontvangen van Hem in het hart als de Christus van God; elke daad van geloof, hoop of liefde; elke uitademing van de ziel in Zijn hart is een teken, meer dan een teken, een onmiskenbaar bewijs van de aanwezigheid van Gods genade in het hart van een zondaar. En als Gods genade aanwezig is in het hart van een zondaar, is hij in Christus, één met Christus; en ‘het woord van Zijn genade’ zal hem steeds meer opbouwen en hem diepere teugen geven van zijn eeuwige ‘ erfdeel onder al de geheiligden’.
Lezen: Judas