Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. 1 Johannes 4:13
Een rechte kennis en levendige bevinding van de Persoon, genaden en werkzaamheden van de Heilige Geest in de ziel, is een zeer noodzakelijk iets. De mens is zo diepgezonken, zo ten uiterste gevallen, zo onbekwaam om zich daaruit op te heffen, dat hij deze heilige Leermeester nodig heeft om hem te leiden in een zaligmakende en bevindelijke kennis van de waarheid Gods. Wij weten niets dan door Zijn onderwijzing, niets hebbende dan door Zijn gave, en niets zijnde dan door Zijn vorming. Hoe duidelijker wij dan geleid worden om te zien en hoe dieper wij onderwezen worden om te verstaan, wat wij als gevallen zonen en dochteren van Adam zijn, hoe meer wij onze nood zullen gevoelen en hoe meer wij Zijn gezegende werkzaamheden in ons hart en onze consciëntie zullen waarderen. Nu, in het geval van Aaron (beschouwd niet slechts als een voorbeeld van Christus, maar als persoonlijk dienende bij het altaar van de tabernakel en dus gewijd tot de bediening van het hogepriesterschap) was het niet voldoende, dat hij gewassen en gekleed was, maar hij moest ook gezalfd zijn met de heilige zalfolie, voordat hij mocht staan in het heiligdom des Heeren. Zo is het ook met een zoon van de allerhoogste God, één van de koningen en priesters, die een Koninklijk priesterdom vormen. Het is niet voldoende voor hen gewassen te zijn in het bloed des Lams en gekleed te zijn met Zijn rechtvaardigende gerechtigheid; hij moet tot Gods dienst gewijd worden door de heilige zalving. Met andere woorden: hij moet geheiligd, wedergeboren en vernieuwd worden in de geest zijns gemoeds, opdat hij, de Goddelijke natuur deelachtig geworden zijnde, 2 Petr. 1 : 4, moge ingaan in de geestelijke bevinding van de waarheid hier, en genieten de eeuwige liefelijkheden aan Gods rechterhand hiernamaals. Uit kracht van de natuur van de val is het onmogelijk voor een dode zondaar in God te geloven, God te kennen of God te beminnen; hij moet verwekt worden tot een geestelijk leven, alvorens hij zaligmakend kan kennen de enige ware God en Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft. En zo ligt hier aan de dorpel van het hart en in het binnenste kabinet de absolute noodzakelijkheid van de wederbarende bewerkingen van God de Heilige Geest. De volkomenheid en de diepte van de val maken het wederbarend werk van de Heilige Geest zo noodzakelijk, zo onmisbaar als het verlossend werk van de Zoon van God. Daarom voegt de apostel deze tezamen: „Maar gij zijt gewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in de Naam van de Heere Jezus en door de Geest onzes Gods”. Zal derhalve de ziel de eeuwige heerlijkheid ingaan, dan moet zij bereid worden tot de heerlijkheid door deelgenoot te zijn geworden van de genade. Het moet in dit leven, in deze tijd gekend worden, een deelgenoot te zijn geworden van de erfenis der heiligen in het licht; zij moet bekwaam gemaakt worden voor het eeuwig genieten van de drie-enige God door het ontvangen van een nieuwe en hemelse natuur, door de Heilige Geest, die als een zuivere geest (want hetgeen uit de Geest geboren is, dat is geest) in staat is te aanschouwen, te genieten en zich te verheugen in de Godheid, geopenbaard in de heerlijke Persoon van de Middelaar Gods en der mensen.