En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort; maar de Geest Zelf bidt in ons met onuitsprekelijke zuchtingen. Romeinen 8:26
„Wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort”. Hoe dikwijls bevinden wij, dat dit met ons het geval is. De donkerheid verdekt onze geest, onkunde strekt zich over onze ziel uit, ongeloof kwelt onze geest, schuld verontrust onze consciëntie, een menigte van boze denkbeelden, dwaze, ja erger dan dwaze omzwervingen, verstrooien onze gedachten. De satan schiet zijn vurige pijlen op ons af en de genadestoel is als met een dikke wolk overdekt. Het ongeloof fluistert zijn lage bedenkingen in, totdat in het midden van al dit raaskallend gepeupel zulk een verwarring en dienstbaarheid ontstaat, dat de woorden slechts als een ijdel verhaal, en het gebed tot de God des hemels als enkel bedrog voorkomt. Hoe dierbaar is het dan als in dit toneel van verwarring en verstrooiing, wanneer alles schijnt schipbreuk te lijden, de gezegende Geest inkomt om verlossing te brengen aan de verbijsterde heilige en hem onderricht hoe te bidden en waarom te bidden. Er wordt dan ook van Hem gezegd, dat Hij onze zwakheden mede te hulp komt; want deze boosheden, waarvan wij gesproken hebben, zijn geen opzettelijke, tevoren overlegde zonden, maar ellendige zwakheden van het vlees. Hij helpt dan onze zwakheden, door de kracht en de invloed van het ongeloof, te onderwerpen door een stille kalmte in de geest te verwekken; door de satan met zijn vurige pijlen op de vlucht te drijven; door de ziel te vervullen met een eerbiedige vrees voor en besef van de majesteit en de tegenwoordigheid Gods; door de Heere Jezus voor ogen te stellen als de Middelaar aan de rechterhand des Vaders; door het geloof op te wekken om te zien op Zijn Persoon en werk, op Zijn bloed en gerechtigheid; en boven alles door Hem te zien tussentreden voor ons en in ons met onuitsprekelijke zuchtingen. Wanneer de ziel zo verwaardigd wordt te bidden, dan zijn haar smekingen een geestelijke offerande, en haar geroep klimt op in de oren Van de Heere Zebaoth. „Want Hij, Die de harten onderzoekt, weet welke de mening des Geestes zij, omdat Hij overeenkomstig de wil van God voor de heiligen bidt”, Hom. 8:27; Jac. 5:4; 1 Petr. 2:5.