Want uw leven is met Christus verborgen in God. Colossenzen 3:3
Er is niets zo diep, niets zo verborgen als het leven Gods in de ziel. Het schijnt heilig bewaard te worden in de benedenste kamer van des mensen hart. Het drijft niet aan de oppervlakte, gelijk een kurk op het water, maar zinkt diep, diep op de bodem der ziel. Daarom is het ook verborgen voor de ogen van de belijdénde wereld, en wat meer is, somtijds voor de ziel zelf. Een kind van God kan dikwijls zijn eigen geloof niet zien, noch het leven onderscheiden, dat opbobbelt en opspringt in zijn eigen ziel. Het is geen meer, dat zich uitspreidt in de middagzonneschijn en dat ieders oog aantrekt; ook is het geen beek, die kabbelend over keistenen henen vloeit; maar het is een bron of fontein. „Het water, dat Ik hem geven zal, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven”. Derhalve is het voor het gezicht verborgen. Het beste deel van onze godsdienst is hetgeen het minst zichtbaar is. De verborgen zuchtingen, tranen, belijdenissen, smekingen en uitademingen naar God openbaren zich meestal niet naar buiten; de twijfelmoedigheid, de krankheid des harten, beproevingen, kwellingen en krachtige verzoekingen, waarmede menig kind van God bezocht wordt, blijven in het verborgene; zo is het ook met zijn vrezen, zijn inzinkingen, zijn schuld en zelfveroordeling. Ja, het beste gedeelte van zijn godsdienst is voor het gezicht van anderen verborgen, want wat het zwaarste weegt, zinkt het diepste weg. En gelijk het is met de werkzaamheden zijner ziel tegenover God, zo is het ook met Gods handelingen tegenover zijn ziel; zij maken en houden zijn consciëntie teder, verlevendigen de vreze Gods, halen het hart uit in gebed en meditatie, bewateren zijn geest en bedauwen hem met de verborgen dauw en de regen van Zijn genade. Zo is het beste deel van zijn godsdienst, omdat het geestelijk is, voor de ogen van allen verborgen; behalve de vruchten, die er uit voortkomen; deze zijn openbaar. Neemt eens plaats op gindse heuvel en ziet die groene draad zich kronkelen door de woeste vlakte. Vanwaar komt die groene strook, die gij ziet? Daalt naar beneden en stelt een onderzoek in, en gij ontdekt een beekje, dat zijn weg vindt door de woestenij. Het is dit beekje, dat de wortelen van het gras bevochtigt en het groen kleurt; en toch is het beekje zelf verborgen totdat het oog er dichtbij gebracht is. Wij zien de vruchten, het groen, door het beekje veroorzaakt, maar het beekje zelf, het leven en de genade Gods in het binnenste der ziel, is verborgen, verborgen met Christus in God. En het is niet zonder meer verborgen, maar het is verborgen met Christus in God. O, wat een onschendbaar, wat een heilig, wat een waar, Goddelijk leven moet dit zijn! Indien dit een geestelijke godsdienst is, dat zij woont met Christus Zelf in de boezem van God, wat een Goddelijk iets, wat een hemelse bezitting! Hoe vol van een eeuwige gelukzaligheid moet de godsdienst van een kind van God dan wel zijn! Hij ligt opgesloten in twee onderscheidene plaatsen en toch met elkaar verenigd, uit kracht van Christus’ mensheid en het geloof, dat hem omhelst. Mag ik het zo eens uitdrukken? Het ene eind daarvan ligt in de boezem van God, en het andere eind in de ziel van de gelovige! Vergelijk nu de armzalige, armoedige godsdienst van de mens met dit bovennatuurlijk leven van God in de ziel. Christus Zelf geformeerd in het hart als de hoop der heerlijkheid. Hier ontbreken woorden om het eeuwig onderscheid tussen beide uit te drukken. Het woord „verborgen” heeft nog een andere betekenis. Het wil zeggen: „buiten bereik”, opgesloten, derhalve veilig. Wat zou er van het leven Gods in de ziel gekomen zijn, indien het kon zijn geroofd of verloren? Doch dit is ónmogelijk, want het ligt opgesloten in de Persoon des Zoons Gods. Het is derhalve buiten het bereik van satan, zonde, dood en hel; veilig in Christus’ bewaring, weggesloten in Zijn eeuwige boezem. Ware dit niet zo, waar zouden gij en ik reeds overlang geweest zijn? Waar zou onze godsdienst gebleven zijn, zo wij geen reden hadden om te geloven, dat hij door de kracht Gods ontstoken was en onderhouden werd door dezelfde kracht, die hem deed geboren worden? Dit is de grote vertroosting van een kind van God, wanneer hij geloven kan, dat hij het leven Gods in zijn ziel heeft, en hij dagelijks mag ontwaren, dat Hij, Die het leven schonk, het ook onderhoudt in een krachtige en levendige oefening.