Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt. Spreuken 19:20
Wat al lessen hebben wij dagelijks wel nodig, om ons iets goeds te leren, en hoe is het meest altijd: regeltje voor regeltje; hier een weinig en daar een weinig. O, welke trage, vervelende, vergeetachtige scholieren; welke weetnieten; welke hardhoofden; welke koppige leerlingen! Voorzeker kan geen jongen op school, oud of jong, zo weinig van de natuurlijke dingen, als wij van de geestelijke geleerd hebben, na zo vele jaren onderwijs; zo vele gelezen hoofdstukken; zo vele gehoorde predikatiën; zo vele opgezonden gebeden; zo vele godsdienstige gesprekken. Hoe klein, hoe zwak is al de genade, vergeleken met alles, wat wij er over gelezen, gehoord en gesproken hebben. Maar het is een barmhartigheid, dat de Heere verlost die Hij wil, en dat wij verlost zijn uit vrije genade, en vrije genade alleen, door het bloed en de gerechtigheid van de Zone Gods. „Hij is in ons van God gemaakt wijsheid en rechtvaardigmaking, heiligmaking en verlossing;” zodat wij, als wij Hem hebben, alles hebben, en als wij Hem niet hebben, niets hebben. Waar deze dingen worden gevoeld, zal er veel strijds zijn, met vele gebeden en smekingen tot de God aller genade en dat alles zal ons geheel ontdoen van die lichtvaardige, oppervlakkige en nietsbetekenende belijdenis, die tegenwoordig zo algemeen is.
Beschaam door mij de stille hope niet
van hen, die U, o Heer der legerscharen,
verwachten! Laat geen schande wedervaren
aan hen, die U steeds zoeken in verdriet.
Met mij verging hun hoop, o Isrels God,
daar ik mijn smaad om Uwentwil moet dragen.
Mijn aanschijn is bedekt met schand’ en spot.
Helaas, wat heb ik stof tot bitter klagen!
Ps. 69:3