Mijn leer druppe als een regen, mijn rede vloeie als een dauw; als een stofregen op de grasscheutkens en als droppelen (regenbuien. Eng. vertaling) op het kruid. Deuteronomium 32:2
Wij hebben in onze tekst een regelmatige schaal: de dauw, de stofregen, de regen en de regenbuien. En deze ingedeelde schaal van hemels vocht toont aan, dat er graden zijn van geestelijke zegeningen. Wij moeten niet verwachten, dat wij allen zullen komen tot dezelfde grootte, of dat wij allen in dezelfde mate zullen bediend worden. En toch zijn alle zegeningen van dezelfde natuur. De dauw, de stofregen, de regen, de regenbuien, zij zijn altezamen water. Gij kunt geen onderscheid vinden tussen het water van de dauw, de stofregen, de regen of de regenbuien; zij alle zijn zuiver water, gedistilleerd in de distilleerkolf van de lucht. Evenzo is het met de zegen Gods in de ziel. Zij moge op ons vallen als de dauw, op een ander als de stofregen, op een derde als de regen, op een vierde als een regenbui; en toch zijn alle zegeningen, in welke mate ook geschonken, van een geestelijke en Goddelijke natuur. Het is dezelfde God, Die ze geeft; door dezelfde Jezus komen ze; door dezelfde Geest worden ze medegedeeld. En al deze zegeningen geven min of meer dezelfde vrucht tot vernedering, tot bevochtiging, tot vruchtbaarheid, tot verlevendiging, en alle dalen uit de hemel van het Evangelie van Christus; alle vallen van hetzelfde firmament der genade, barmhartigheid en waarheid, liefde, bloed en zaligheid. De leerstelling derhalve, die getuigt van Jezus, en de rede of spraak, die Hem als een Rots verklaart en Zijn werk als volkomen, drupt als de regen en vloeit als de dauw, en anders gene. Er is een kracht in de waarheid wanneer het God behaagt haar aan het hart toe te passen; en of zij nu komt in een grotere of kleinere mate, hetzij in een dauw, hetzij in een regenbui, zij is zonder onderscheid een bewijs van Zijn barmhartigheid en liefde; en een bewijs, dat Zijn kracht Zijn eigen Goddelijke waarheid in onze ziel vergezelt.