Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte. Jesaja 45:24
Dezelfde Geest, Die als met een straal van licht en leven in het geweten schijnt, om het de schuld der zonde, de vloek der Wet en zijn ellendige toestand te doen gevoelen, als een overtreder, dezelfde Geest zeg ik, leidt het ook in het geheim, dat het geen sterkte heeft. Hebt gij het nooit ondervonden, dat gij geheel machteloos waart; dat gij zoudt willen geloven, maar het niet kondt; dat gij zoudt willen hopen, maar het niet kondt; dat gij zoudt willen liefhebben, maar het niet kondt; dat Gij Gods Woord zoudt willen houden, maar het niet kondt; dat gij zijn bevelen zoudt willen gehoorzamen, maar er niet toe in staat waart? Heeft een gevoel van uw eigen ellendige onmacht en volslagen hulpeloosheid u niet dikwijls bijna tot wanhoop gebracht? Gij wist het zeker, dat er een geloof, een hoop, een liefde, een zegen en een zaligheid was in de Waarheid Gods; een vergeving, een vrees, een hemelse blijdschap; een zekerheid van behoud; een vereniging en gemeenschap met de Heere Jezus, die gij zaagt, en niet kondt bereiken. Gij voeldet, dat, zo gij kondt geloven, alles wèl zou zijn, maar gij kondt niet geloven. Dus leerdet gij, dat gij geen kracht hadt, en zo wij op deze wijze onze zwakheid leren, beginnen wij ook te leren in Wie onze sterkte is; en zo wij door een levend geloof toegang verkrijgen tot Christus, ontvangen wij uit Hem zoveel sterkte als wij voor onze geestelijke behoeften nodig hebben. Wanneer wij wanhopen aan alle kracht in onszelf, zien wij op tot de Heere Jezus Christus, aan de rechterhand des Vaders, om ons de zijne te geven; wij zenden onze gebeden en smekingen op tot de grote Hogepriester over het huis Gods, om ons te versterken met sterkte in onze ziel; en als het Hem behaagt, een antwoord op ons gebed, zijn Geest en genade neder te zenden, zijn wij „versterkt met alle macht, naar zijn heerlijke macht, om met blijdschap alles met geduld en lijdzaamheid te dragen”. Dat is „sterk zijn in de Heere en in de sterkte zijner macht”; en „versterkt zijn met kracht door zijn Geest in de inwendige mens”.
De Heer is recht in al zijn weg en werk,
zijn goedheid kent in ’t gans heelal geen perk.
Ps. 145:6