Daarom, alzo wij een onbeweeglijk koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Hebreeën 12:28
Genade is de grondslag van het onbeweeglijk koninkrijk. Het is alles genade, van het begin tot het einde. Door genade worden wij behouden; door genade worden wij geroepen; door genade zijn wij, wat wij zijn. Om dus ons deelgenootschap aan het onbeweeglijk koninkrijk te handhaven, moeten wij de genade vasthouden; want zodra wij ophouden dit te doen, verliezen wij onze troostrijke vooruitzichten op, en ons deelgenootschap aan dit koninkrijk en zijn hemelse zegeningen. Het is een koninkrijk van tegenwoordige genade en toekomende heerlijkheid, daarom geheel gebouwd op genade en niet op verdienste; geheel op de gunst van God en niet op de werken van het schepsel. Zolang wij dus de genade vasthouden, houden wij het koninkrijk vast; want het koninkrijk is op genade gegrondvest. Maar waartoe zou deze vermaning nodig zijn? Is het niet zeer gemakkelijk de genade vast te houden? Ja, zeer gemakkelijk, wanneer er niets is om het te beproeven; en dat is het middel waardoor zij vastgehouden wordt, in het hoofd, niet in het hart. Maar de ware deelgenoten van het leven Gods worden overal in verzoeking gebracht om het vasthouden der genade te laten varen, door de macht der wereld; de kracht der zonde; de sluwheid van haar onvermoeide tegenstanders; ongeloof, ontrouw en moedeloosheid van het boze hart. Dus worden wij somtijds in verzoeking gebracht het onbeweeglijk koninkrijk de rug toe te keren en tot lager dingen af te dalen; om, óf op die aarde te staan, die onder onze voeten; óf in die hemel, die Farizese hemel, die boven ons hoofd is bewogen en daardoor verloren is gegaan onder de overblijfsels dier dingen, die beweeglijk zijn. Daarom vermaant ons de Apostel aan die genade vast te houden, waardoor wij het eerst deel krijgen aan het onbeweeglijk koninkrijk; waardoor wij tot de kennis en het bezit ervan worden gebracht en waardoor wij het alleen tot aan het einde kunnen vasthouden. Wat gij dan ook doen moogt, hoe laag gij moogt zinken en vallen, laat nimmer de genade los. Zij is nooit kostelijker dan wanneer zij vastgehouden wordt door een stervende hand en omvat door een stervende ademtocht.
Ps. 66:10