Wendt u naar Mij toe, en wordt behouden, alle gij einden der aarde: want Ik ben God en niemand meer. Jesaja 45:22
Vóórdat wij het in de ziel gevoelen, dat wij zijn aan „de einden der aarde”, hebben wij geen ogen om te zien, geen oren om te horen, geen harten om te gevoelen, welk een verheerlijkte Middelaar er zit aan de rechterhand des Vaders. En hoe meer wij gevoelen aan „de einden der aarde” te zijn, des te meer hebben wij behoefte aan Hem; en als de Geest ons de verborgenheid ontvouwt van de glorierijke Persoon van Christus, en zijn schoonheid openbaart, des te meer wordt Hij het voorwerp van bewondering en aanbidding onzer ziel. En welk een Middelaar wordt daar aan het levend geloof in het Woord der Waarheid voorgesteld! Welk een voorwerp voor het geestelijk geloof, om aan te staren, voor een levende hoop, om het anker in uit te werpen, en voor de liefde Gods, om te omvatten! Dat de Zone Gods, van alle eeuwigheid in de schoot des Vaders, met de Vader en de Heilige Geest gelijk, de tweede Persoon in de heerlijke Drieëenheid, zich zo vernederde, dat Hij onze natuur aannam, opdat Hij zou kunnen zuchten, lijden, bloeden en sterven voor schuldige zondaren, die, als het hun was vergund, duizend malen in één dag hun ziel in het verderf zouden hebben gestort — welk een wonder der wonderen! Maar wij kunnen in deze verborgenheid niet indringen, noch haar kracht gevoelen vóórdat wij tot zulk een toestand gebracht zijn, dat niemand dan zulk een Zaligmaker onze zielen kan behouden. Kunnen wij iets doen om onszelf te behouden? Dan hebben wij geen hulp nodig van die Machtige, in wie God hulp gelegd heeft; en wij verwerpen Hem in het geheim. Kunnen wij onszelf genezen? Dan hebben wij de goede Geneesheer niet van node. Maar als onze ogen geopend zijn, om ons eigen verderf en onze volslagen hulpeloosheid te zien, en de verheerlijkte Persoon van Gods Zoon te aanschouwen, dan wordt het geloof gedrongen naar dat heerlijk Voorwerp te vluchten en zich op Hem te verlaten.
Gij zijt alleen — wat zou ik vrezen? —
mijn rots, mijn burg, o Heer!
Ja, uwe naam ter eer
zult Gij mij tot een herder wezen.
Ps. 31:3