Haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen. Psalm 132:15
Wat een zoetheid ligt er in het woord „verzadigen”! De wereld kan u en mij niet verzadigen. Hebben niet sommigen uwer misschien vele jaren aaneen getracht enige verzadiging daaruit te verkrijgen? Maar kan vrouw of man ons verzadigen? Kunnen kinderen of betrekkingen dit doen? Kunnen de genoegens der zonde ons verzadigen? Is er in dit alles niet een pijnlijke ledigheid? Oogsten wij niet van alles wat van beneden en van het vlees is teleurstelling en misnoegen? Ondervinden wij niet, dat wij weinig meer dan smart ontmoeten van alles wat van de wereld is? Ik ben er van overtuigd, dat ik in de wereld weinig anders vind en gedurende enige jaren gevonden heb dan misnoegen, teleurstelling, ijdelheid en kwelling des geestes. De arme ziel kijkt rond op de wereld en naar het schepsel; zij oogt op bezit en vermaak en betrekkingen van dit leven, en bekomt maar een schrale oogst, zodat al wat zij raapt, is smart en kwelling. Nu, wanneer iemand gezet wordt in de behoefte van verzadiging en hij nodig heeft wat hem gelukkig maken kan, iets wat zijn pijnlijke ledigheid kan vervullen, iets wat zijn gebroken benen kan stutten, zijn bloedige wonden en melaatse zweren kan helen; en nadat hij heeft gezien op dogma’s, denkbeelden, begrippen, bespiegelingen, vormen, kerkgebruiken en ceremoniën van de godsdienst; heeft gezien op de wereld met al haar bekoorlijkheden, en op zichzelf met al zijn verscheidene bewegingen en werkzaamheden; en in dit alles niets gevonden heeft dan bitterheid des geestes, kwelling en moeite, waarop hij neerzinkt als een ellendig schepsel; waarlijk, wanneer de Heere hem daar doet zien op het Brood des levens, dan vindt hij verzadiging in datgene, wat hij van niet één zijde verkrijgen kon. En dit is de reden waarom de Heere Zijn volk verdrukking toezendt, de reden waarom sommigen zulk een zwak en ziekelijk lichaam omdragen, waarom sommigen zulke zware tijden in hun huisgezin doormaken; waarom anderen zo in diepe beproevingen komen in financiële aangelegenheden; waarom anderen zulke opstandige kinderen hebben en weer anderen zo geoefend worden door geestelijke bestrijdingen, dat zij nauwelijks weten wat het einde daarvan zal zijn. In alles ligt deze ene bedoeling: hen in zichzelf ellendig te maken buiten Christus, onverzadigd, tenzij dan met het Evangelievoedsel; hun te doen ervaren, dat God alleen hen kan gelukkig maken en alleen hun belast gemoed kan vertroosten.