Zo wordt gij ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren; die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. 1 Petrus 2:5
Gods kinderen hebben vele ernstige kwellingen, afmattende verzoekingen, en vele krachtige oefeningen nodig, om hen enigszins te bescouwen naar de vorm en te besnijden tot zij enige overeenkomst hebben met het beeld van Christus. Want zij zijn niet gelijk het lijdelijke marmer onder de handen des beeldhouwers, dat zich zonder morren en ook zonder gevoel leent, om hier een hoek te zien aftouwen, en die uitstekende hoek te zien afronden door de beitel; maar Gods volk zijn levende stenen en voelen daarom elke slag. Wij zijn zo gevoelig van huid, dat wij niet kunnen uitstaan, dat een draadje moeite op ons worde gelegd; wij deinzen zelfs terug voor de aanraking van het ijzer. Om dus door de hand van God door houwen, hakken en beitelen tot zulk een gedaante en vorm behouwen, afgehakt en gebeiteld te worden, o welk pijnlijk werk is dit! Maar zo de zuil kon weten en zeggen, wat de beeldhouwer deed, zou zij dan niet zien, dat geen enkele slag te vergeefs was? Wij weten het, de beeldhouwer moet in sommige delen van het marmer de breedte van een enkel haar noch te klein, noch te groot maken, of hij zal het ganse beeld bederven. Hij weet zeer goed waar hij de beitel moet plaatsen en in welke richting en met hoeveel kracht hij met zijn houten hamer slaan moet. En weet God dan niet, die de geestelijke pilaren elk op zijn bestemde plaats bevestigt, opdat zij „hoekstenen” zijn, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis, — weet God dan niet, zeg ik waar de slag toe te brengen; welke vleselijke uithoek af te slaan en hoe de gehele kolom te fatsoeneren, van de basis tot het kapiteel, opdat het dezelfde vorm en dezelfde verhouding zou hebben, welke Hij er aan wenste te geven? Zo de Heere dan op onze zielen werkt, hebben wij geen slag te veel of te weinig gehad en zullen er nooit een te veel of te weinig krijgen, en nooit in een verkeerde richting, maar er zal juist zoveel in ons te werken zijn als God behaagt, om van ons te maken wat Hij wilde, dat wij zijn zouden. Hoeveel moeite zouden wij ons besparen, zo wij ons geduldig konden onderwerpen aan Gods liefdeslagen en geen andere wil kenden dan de zijne.
Ps. 141:15