Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn: opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. Johannes 17:2.
De Apostel zegt: „Maar die de Heere aanhangt, is één geest met Hem” (1 Kor. 6:17). Indien wij dan de Heere aanhangen, in andere woorden: met Hem verenigd zijn, is dit de innigste aller verenigingen. Een man en een vrouw zijn één vlees; maar Jezus en de heiligen zijn één geest. Zo wij Deze bezitten, zijn wij één geest met Hem; wij verstaan wat Hij zegt; wij hebben de Geest van Christus; wij hebben lief, wat Hij lief heeft en haten, wat Hij haat. Maar uit deze geestelijke vereniging vloeien gemeenschap, omgang met Hem, mededelingen van Hem voort, en het ganse Goddelijke werk op het hart, waardoor de twee geesten één worden. De Geest van Christus in zijn glorierijke Persoon en de Geest van Christus in een gelovig hart ontmoeten elkander, gelijk twee regendruppels, die van een glasruit aflopen, oftweeolie- droppels die in elkander vloeien en slechts één zijn. Zo gij ooit gezegend zijt met een openbaring van Christus, dan is toen uw hart met het zijne samengesmolten, en gij hebt die zoete vereniging en gemeenschap met Hem gevoeld, zodat gij als met zijn ogen zaagt, met zijn oren hoordet, met zijn hart gevoeldet en als met zijn tong spraakt.
Juicht elk om strijd met blijde galmen,
zingt, zingt de Hoogste vreugdepsalmen!
Beroemt u in zijn heil’ge naam.
Dat die Hem zoeken nu te zaam
hun hart verenen tot zijn eer,
en zich verblijden in de Heer!
Ps. 105:2