Want de Zoon des mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was. Lukas 19:10
We zien het Farizeïsme volledig ten uitvoer gebracht in het Nieuwe Testament, en wel door enkele van de laagste schepsels die ooit hebben geleefd, duivels in vijandschap tegen de Geliefde Zoon van God. Deze haat is vaak tijdens het leven van de Heere losgebarsten, voordat hij zichzelf in Zijn bloed uitdoofde. En wat deed die vijandschap vooral naar buiten komen? Het was het zien van de genade en barmhartigheid doordat een zondaar werd verlost. Toen de genadige en gezegende Heere Zacheüs, de grootste tollenaar, uit de boom naar beneden riep waarin hij veilig dacht te zitten, en Zichzelf uitnodigde zijn gast te zijn, vat rakelde dit de vijandschap op in het Farizeïsche hart! ‘O’, riepen ze, met alle hoogmoed van hun schijnheiligheid, ‘hij heeft zichzelf uitgenodigd—heb je ooit zoiets meegemaakt?’ En toch, ondanks al hun gemopper, liet Zacheüs zien wat de kracht van God kan doen, en dat genade tenslotte in één ogenblik duizendmaal sterker in het hart van een zondaar van komen dan al hun Farizeïsme in jaren had bewerkstelligd. Neem al deze Farizeeërs bij elkaar. Was er één die ooit de helft had gedaan of had willen doen van wat Zacheüs door de genade Gods kon doen? ‘Zie,’ zegt hij, ‘de helft van mijn goederen, Heere, geef ik de armen Farizeeërs gaven nog geen tiende of honderdste deel); en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb (en ongetwijfeld had hij veel van zijn vermogen zo vergaard), dat geef ik vierdubbel weder.’ Doordrongen en overweldigd door de overvloedige genade van de Heere zou hij zich tot het bot hebben uitgekleed. Het genadige antwoord van de gezegende Verlosser was: ‘Heden is dezen huize zaligheid geschied, nademaal ook deze’ die verachte tollenaar, deze verafschuwde zondaar —‘een zoon van Abraham is’, een kind van God, dat aandeel heeft aan het eeuwigdurende verbond. Dan openbaarde Hij Die de sleutel van David had, (Openb. 3:7) de sleutel die het slotwerk van dit ingewikkelde maar hemelse slot opent: ‘Want de Zoon des mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was.’
Lezen: Lukas 19:1-10