Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Psalm 25:4
Het feit alleen al dat de Psalmist deze woorden vanuit de grond van zijn hart uitspreekt, toont aan dat hij zelf sterk overtuigd was van het totale onvermogen van de mens om, behalve door goddelijk onderricht, Gods wegen te doorgronden of die te ontvangen met die goedkeuring en berusting door middel waarvan we uitsluitend hun schoonheid en zaligheid deelachtig kunnen zijn. Want als hij de ingeboren kracht en wijsheid had bezeten om deze kennis in zijn eigen ziel aan te brengen, dan zou het op z’n best huichelachtig zijn geweest om God te vragen dit voor hem te doen. Maar hij was er sterk van overtuigd, vanuit diepe en pijnlijke ervaring, dat Gods wegen, zoals de Heilige Schrift zegt, buiten zijn gezichtsveld zijn. ‘Uw weg’, zegt hij elders, ‘was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend’ (Ps. 77:20). Heel goed besefte hij dat ervan nature een sluier van onwetendheid en blindheid over zijn ogen uitgespreid lag, die de hemelse wegen aan zijn blik onttrok. Hij wist daarom dat alleen als het God beliefde hem die wegen te tonen, hij enigszins bekwaam was ze te zien of te aanvaarden als Gods wegen, enigszins hun zaligheid innerlijk kon waarderen, of voor ze kon buigen en in ze berusten als ze zijn eigen natuurlijke gedachten en neigingen kruisten.
Gods wegen zijn dus in de eerste plaats wegen van oneindige wijsheid. Ze kunnen niets anders zijn. Hoe beoordelen we iemands wijsheid? Door de woorden die hij spreekt, maar vooral door de handelingen die hij uitvoert. Gods wegen moeten wegen van oneindige wijsheid zijn, omdat Hij de oneindig wijze God is. Maar Zijn wijsheid staat lijnrecht tegenover die van onszelf. We lezen daarom ‘de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God’ (1 Kor. 3: 19), en we lezen ook dat de wijsheid van God dwaasheid bij de wereld is. Maar hoewel op deze wegen de kenmerken van oneindige wijsheid zijn gestempeld, is die wijsheid zodanig dat ze zich buiten het gezicht van de mens bevinden, tot ze binnen het bereik van zijn geestelijke blik zijn gebracht, en de wijsheid die op ze is gestempeld en erin aanwezig is aan zijn ziel wordt verkondigd door goddelijk onderricht. Om de wijsheid van Gods wegen te begrijpen, moeten we zelf deelhebben aan de goddelijke wijsheid, zoals de apostel zegt:‘Maar wij hebben de zin van Christus’ (1 Kor.2:16). Daarom kunnen we alleen als we de zin van Christus hebben, en enige wijsheid van boven bezitten, deel hebben aan de wij sheid van Gods wegen.
Lezen: Psalm 25