Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen. Psalm 90:16
„Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden”. Van schepsels- werk lezen wij hier niets. Zij waren reeds lang geleden daarin afgesneden. En wat was de oorzaak, dat hun werk teniet gedaan was? Wat was het, dat hun in dit opzicht de doodssteek was toegebracht? Dagen van smart en jaren, waarin zij het kwaad gezien hadden. Deze hadden de levenssappen van ’s mensen verdiensten doen uitvloeien. Hier vinden wij dan ook niet een gebed: „Laat onze werken gezien worden”. Neen, deze waren begraven in het graf van de verdorvenheden; zij waren verslonden en teniet geraakt in de dagen van druk, en in de jaren, in dewelke zij het kwaad gezien hadden. Maar zij vragen: „Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden”. Uw werk, het voleindigde werk van Uw Zoon, de gehoorzaamheid van Jezus aan de Wet; het verzoenend bloed, op Golgotha’s kruis vergoten; het werk, dat Hij ondernam en volbracht. O, zo roept de man Gods in de ernst zijner ziel uit — en zijn onze harten door dezelfde Geest onderwezen, dan zullen wij ons daarmede verenigen — laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden! Maar kunnen wij dit werk niet vinden in het Woord van God? Is dit niet genoegzaam? Kunnen wij dit werk niet horen verkondigen door goede mannen? En is dat niet voldoende? Kunnen wij er niet van lezen als het verklaard wordt door de pen van vaardige schrijvers? Ja zeker, dit is meer dan genoegzaam voor degenen, die niet weten van dagen van druk en jaren van kwaad. Maar zo is het niet met Gods beproefde kinderen; zij hebben andere gedachten, andere behoeften. Zij weten wat het zeggen wil, de duisternis over hun ziel te hebben. Zij kennen de kracht van het ongeloof en de hulpbehoevendheid van het schepsel, en zij weten, dat niets minder dan het licht van Gods aangezicht, de openbaring van de genade Gods en de onderwijzing en lering en het getuigenis van de Geest van God, het werk van Jezus in al Zijn schoonheid, gepastheid en heerlijkheid kan doen schijnen. En daarom kunnen zij zeggen: „Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden”. Geef mij, Heere, door het levend geloof een gezicht van de genoegdoening van Jezus. Toon mij (de ziel roept met Mozes’ woorden), toon mij Uw heerlijkheid; openbaar in mijn hart het volbrachte werk van Jezus. Bespreng mijn consciëntie met Zijn verzoenend bloed; ontdek Hem aan mij en geef Mij alzo een zoete openbaring van Zijn Persoon, liefde, bloed en volkomen zaligheid. Heere, laat mij dit voor ogen staan en in mijn hart verklaard en bezegeld worden met Goddelijke kracht op mijn consciëntie.